Wat betekent op het nippertje en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Op het nippertje betekent ‘op het laatste moment, maar nét op tijd’. Ook op het laatste nippertje en op de nipper komen voor.
Nippertje/nipper is verwant met nippen en ook met nijpen en knijpen. In oude woordenboeken vinden we bij al deze drie werkwoorden verwijzingen die leiden naar op het nippertje. Dit is wat Petrus Weiland in zijn woordenboek uit 1803 vermeldt bij deze werkwoorden:
- knijpen: als iets op het laatste moment gebeurt, of als iets moeilijk gaat, kun je zeggen het zal er knijpen, het zal op het knijpen komen. Als het op den nijpert komt en op het nijpertje betekenen: ‘als de nood hoog is, als het erop aankomt’.
- nijpen: dit werkwoord betekent eigenlijk ‘klemmen, knijpen’, maar het komt ook voor bij zaken die in figuurlijke zin beklemming en ongemak veroorzaken, zoals nijpende armoede en de nood begon te nijpen. Hieruit ontstond de uitdrukking het begint te nijpen (‘het wordt echt onaangenaam of zelfs gevaarlijk’). Zo ontstond het is op het nijpertje/nippertje voor ‘er moet nú worden gehandeld, uitstel is niet mogelijk’.
- nippen: dit werkwoord is afgeleid van nijpen. In de “dagelijksche taal” zegt men ook als het begint te nippen, dat ‘als de nood aan de man komt’ betekent.
In de loop van de negentiende eeuw werd op het nippertje de vaste vorm van de uitdrukking. De betekenis veranderde van ‘het komt er nú op aan’ in ‘op het laatste moment, maar nét op tijd, ternauwernood’.
Op het ‘knippertje’
Een minder waarschijnlijke verklaring is dat nippertje in op het nippertje een verbastering is van knippertje. Het zou dan betrekking hebben op het knipperen van de ogen, wat dan werd opgevat als ‘een héél korte tijd, nog geen seconde’. Op het nippertje zou dan iets betekenen als ‘het scheelde geen ogenblik’, ‘het scheelde geen tel’.
Nipper(tje): achterdek van een schip
Op internet is er nog een herkomst te vinden van op het nippertje. Met een nipper(tje) zou het achterste gedeelte van het achterdek van een schip bedoeld zijn. Dat was de plaats waar zeelui op het laatste moment aan boord sprongen (als de trossen al waren losgemaakt). Op de nipper of op het nippertje zou later spreekwoordelijk zijn geworden voor ‘op het laatste moment’. Het is een mooie verklaring (waarbij vaak ook sprake is van matrozen die bijna te laat uit de kroeg kwamen rennen en via het ‘nippertje’ nét op tijd aan boord sprongen), maar helaas klopt ze niet. Nipper komt namelijk in geen enkel oud woordenboek voor in de betekenis ‘achterste deel van het achterdek’.
Is nipt verwant aan nippertje?
Het bijvoeglijk naamwoord nipt heeft een andere oorsprong dan nipper(tje). Nipt komt van het Vlaamse woord nip, dat ‘nauw, strak omspannend’ betekent. Nip is wel óók verwant met nijpen, maar in de betekenis ‘knellen’. Aan nip werd later een t toegevoegd (in vaktermen: een paragogische t). Zo’n slot-t(-klank) werd vaker aan woorden toegevoegd, zoals bij iemand (eigenlijk ieman) en knurft (eigenlijk knurf).
Nipt werd eerst alleen in België gebruikt. De Nederlandse sportjournalistiek nam het in de loop van de twintigste eeuw over in combinaties als een nipte overwinning.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!