Wat betekent Oost-Indisch doof zijn en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Oost-Indisch doof zijn betekent ‘doen alsof je niet hoort dat iemand je iets vraagt of iets tegen je zegt’. Je hebt dus gewoon geen zin om naar iemand te luisteren of te doen wat iemand van je vraagt.
Oost-Indisch doof zijn komt vanaf het begin van de negentiende eeuw op schrift voor. Waar deze uitdrukking vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. Het ligt het meest voor de hand dat de uitdrukking eigenlijk verwijst naar de communicatie tussen Nederlanders en Indonesiërs (destijds nog Nederlands-Indië). Waarschijnlijk ging het aanvankelijk om situaties waarin Indonesiërs geen Nederlands verstonden en er dus ook niet op reageerden. Dit werd dan uitgelegd als onwil. Spreekwoordenboekmaker P.J. Harrebomée vermoedde dat “deze hebbelijkheid van niet te willen luisteren naar eene vermaning of een verzoek wel het meest op de Oost-Indiërs toepasselijk is, daar hun, door de heete luchtsgesteldheid, eene natuurlijke traagheid eigen is”. Er is ook weleens geopperd dat Indonesiërs (en dan met name de Indische vorsten) wel (wat) Nederlands konden verstaan, maar net deden alsof dat niet het geval was. Zo konden ze het de Nederlanders een beetje moeilijker maken.
Er zijn meer verklaringen voorgesteld. In dit Onze Taal-artikel vertelt Ewoud Sanders er meer over.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!