Wat betekent de uitdrukking iemand monddood maken en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Iemand monddood maken betekent ‘verhinderen dat iemand zijn mening kan geven’, ‘voorkomen dat iemand zich kan uiten’.
Monddood is, anders dan je misschien zou denken, geen samenstelling van mond en dood. Het woord gaat terug op het Duitse mundtot. Jemanden mundtot machen betekent eveneens ‘iemand de mond snoeren’. Mund in mundtot is voortgekomen uit het Oudhoogduitse munt, dat de betekenis ‘bescherming’ had. Het zit ook in het Duitse woord Vormund, dat ‘voogd’ betekent.
Als iemand munt-tot of mont-dood was, betekende dit oorspronkelijk dat hij ‘zonder bevoegdheid’ was. Hij mocht dus over bepaalde zaken niet zelf beslissen. Dat deed zijn voogd dan voor hem. Via volksetymologie werd munt vervolgens in verband gebracht met Mund (‘mond’). Zo kon de uitdrukking jemanden mundtot machen ontstaan, met de betekenis ‘iemand tot zwijgen brengen’, ‘iemand de mond snoeren’. Ook in het Nederlands bracht men mont in verband met de mond waarmee we spreken. Iemand monddood maken werd kennelijk opgevat als ‘iemands mond verlammen, zodat hij niet meer kan spreken’.
Mondig
Mondig (‘assertief, sociaal weerbaar’) is ook afgeleid van het Middelnederlandse woord mont in de betekenis ‘voogdij’, ‘voogd’. In het Middelnederlands betekende mondich ‘handelingsbekwaam, meerderjarig’. In de eeuwen daarna kreeg mondig andere betekenissen, die inmiddels ook verouderd zijn: ‘aangenaam van smaak’, ‘mondeling’ en ‘een grote mond hebbend’. Sinds het begin van de twintigste eeuw is mondig een synoniem van ‘assertief, sociaal weerbaar’. Misschien is de uitdrukking niet op je mondje gevallen zijn (‘assertief zijn’, niet bang zijn te zeggen wat je denkt’) daarop van invloed geweest.