Wat betekent in je sas zijn en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Als je in je sas bent, ben je vrolijk en gelukkig. Je bent dus in je nopjes.
In je sas zijn lijkt aan het eind van de negentiende eeuw in gebruik gekomen te zijn. Het is helaas onduidelijk waar het woord sas in deze uitdrukking vandaan komt. Er zijn in de loop van de tijd wel veel mogelijkheden geopperd.
De meestgenoemde optie is een verband met sas in de betekenis ‘sluis’, zoals in de plaatsnaam Sas van Gent. Misschien gaf het een prettig gevoel bij een haven aangekomen te zijn en veilig in zo’n sas te liggen met je schip. Van daaruit zou in je sas de algemene betekenis ‘in een prettige stemming’ gekregen kunnen hebben.
Het bezwaar tegen deze verklaring is volgens het Etymologisch woordenboek van het Nederlands (EWN) dat sas in de betekenis ‘sluis’ alleen in Zeeland en Vlaanderen gangbaar was, terwijl de uitdrukking in je sas zijn juist in het hele taalgebied voorkomt. Het EWN oppert een verband met het Bargoense woord sas, dat ‘suiker’ betekende. Suiker is op zichzelf een goedje waaraan veel positieve associaties kleven (zoet, lekker, feestelijk) en dat past goed bij de positieve betekenis van in je sas zijn.
In het boek Parels voor de zwijnen (2005) wordt een verband gelegd met een ander Bargoens woord: sjaskelen (varianten sjaskeren en sasselen), dat ‘zuipen, pimpelen’ betekent. Dit werkwoord is afgeleid van het Hebreeuwse sathjan (‘drinker’). Wellicht betekende in je sas oorspronkelijk dus ‘vrolijk door dronkenschap’ of ‘vrolijk omdat je ergens bent waar de alcohol rijkelijk vloeit’.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!