Wat betekent ‘Het is bijltjesdag’ en waar komt deze uitdrukking vandaan?
‘Het is bijltjesdag’ betekent ‘de dag van de afrekening is gekomen’, ‘de dag dat machthebbers of andere vooraanstaande mensen hun macht zullen verliezen, is aangebroken’ en ook wel ‘het uur van de waarheid is aangebroken’. Het komt voor in zinnen als: ‘Het was bijltjesdag op Wimbledon: bij de vrouwen én de mannen verloor de nummer één van de plaatsingslijst’ en ‘Volgende week is het bijltjesdag: dan hebben we het statistiektentamen.’
De term bijltjesdag ontstond tijdens de Tweede Wereldoorlog. De oudste vindplaatsen dateren uit 1941, zoals dit krantencitaat: “Verzet u tegen den geest van een ‘Bijltjesdag’ of iets dergelijks.” Met Bijltjesdag werd dan de dag bedoeld waarop afgerekend zou worden met landverraders, NSB’ers en collaborateurs. Misschien verwees bijltjes hier naar bijlen die daarbij (zonder genade) gebruikt zouden worden, of in elk geval naar dodelijke wapens.
Voor de bijl gaan
Het is mogelijk dat de uitdrukking voor de bijl gaan van invloed is geweest op het ontstaan van bijltjesdag. Daarin is bijl een Bargoens woord voor ‘balie (van het gerecht)’: voor de bijl gaan betekende eigenlijk ‘een veroordeling krijgen’. Tegenwoordig betekent het ‘verliezen, het moeten afleggen’ of ‘zich niet langer verzetten, zwichten’, en ook wel ‘verliefd worden’.
Bijltjesoproer
Met Bijltjesdag wordt soms ook de dag bedoeld waarop in 1787 het Bijltjesoproer werd neergeslagen. Dit was een opstand van Amsterdamse scheepstimmerlieden, bijgenaamd de Bijltjes (een verwijzing naar hun belangrijkste gereedschap), tegen de regenten. Mogelijk dachten degenen die in de oorlogsjaren over bijltjesdag spraken ook aan deze dag.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!