Wat betekent het boze oog hebben en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Het boze oog hebben betekent dat je anderen kwaad zou kunnen doen door alleen maar naar hen (of naar hun huis, vee, oogst, enz.) te kijken.
Boos heeft hier niet de nu gebruikelijke betekenis ‘kwaad’, zoals in ‘Ik ben boos op de regering.’ Het wordt gebruikt in de oudere betekenis ‘vijandig gezind, jaloers’. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt: “Het booze oog, het bij verschillende volkeren van den ouden en den nieuwen tijd bestaand bijgeloof, dat nijd en wangunst sommige menschen in staat stellen door hun blik anderen nadeel te berokkenen.”
Het idee van het boze oog is oeroud. Het bestond waarschijnlijk al ver voor het schrift ontstond. Het kwam (en komt) bovendien in veel culturen voor. Er zijn kleitabletten gevonden uit 3000 voor Christus waarop in spijkerschrift het woord ig-hul staat, een Soemerisch woord dat letterlijk ‘boos oog’ betekent. In Europa werd in de Middeleeuwen meestal van vrouwen gezegd dat ze het boze oog zouden hebben, maar ook mannen waren niet veilig voor deze beschuldiging.
Op basis waarvan beschuldigde men iemand ervan het boze oog te hebben? Dat kon mensen overkomen die bijvoorbeeld een zeldzame kleur ogen hadden, scheel waren, opvallend uitpuilende ogen of juist kleine, diepliggende ogen hadden of wenkbrauwen die in elkaar doorgroeiden boven hun neus. Je liep overigens ook gevaar als je andere opvallende lichamelijke kenmerken had, zoals veel lichaamsbeharing, een wilde haardos (vooral als dat haar ook nog rood was), een opvallend mager lichaam of als je als vrouw baardgroei had. Als er iets misging (een ziekte in het dorp, een mislukte oogst, enz.), kon het gebeuren dat iemand met een van deze lichamelijke kenmerken als de schuldige van alle ellende werd aangewezen.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!