Wie of wat is een robbertje in een robbertje vechten? En waar komt deze uitdrukking vandaan?
Het woord robber(tje) komt uit het kaartspel. Onder andere bij de Engelse kaartspelen whist en bridge duidde robber of rubber een reeks bij elkaar horende partijen aan. Hieruit ontstond de figuurlijke betekenis ‘bepaalde korte periode (van een actie)’, aldus het Etymologisch woordenboek van het Nederlands (EWN). Die betekenisoverdracht is vergelijkbaar met die van potje in een potje kaarten naar bijvoorbeeld een potje huilen.
Tegenwoordig komt robbertje vooral voor in combinatie met woorden als vechten, knokken en stoeien; dat komt misschien door invloed van het verouderde werkwoord robben voor ‘ravotten, stoeien’. Maar ook combinaties als een robbertje bridge komen nog wel voor, al worden die vaak als enigszins ouderwets beschouwd.
Datering
Robber/rubber is begin negentiende eeuw voor het eerst aangetroffen in het Nederlands, in een handleiding van het whistspel, dat hier eind achttiende eeuw bekend was geraakt. De oorsprong van het woord ligt (net als die van het spel) in het Engels. Daar was rubber niet alleen een kaartterm, maar ook al een veel ouder begrip uit het kegelen: ‘beslissende slotpartij’. De verdere herkomst ervan is volgens het EWN onbekend.
In het spreekwoorden- en gezegdenboekje Roeien en ruiten (2003) oppert Riemer Reinsma wel een mogelijke herkomst van dit woord rubber. Het heeft in elk geval niet te maken met rubber als materiaal, maar “herinnert waarschijnlijk aan het feit dat na afloop van een kaartronde de aantekeningen van de vorige ronde werden uitgevlakt (to rub)”. Het zou kunnen; in het Engels kan rubber – ook nu nog – onder meer ‘wisser, gum’ betekenen.
Een van de oudste vindplaatsen van een robbertje vechten is het boek Indrukken van een ‘Tòtòk’ (1897) van Justus van Maurik, die schreef: “Daar heb je een andere [aap] – met een bloedenden staart, zeker ’n robbertje gevochten.”
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!