Waar komt de uitdrukking een donkerbruin vermoeden hebben vandaan en wat wordt ermee bedoeld?
Ergens een donkerbruin vermoeden van hebben betekent dat je er vrijwel van overtuigd bent dat je de waarheid over iets weet. Je weet bijna zeker hoe iets zit of wat er zal gebeuren. Het gaat daarbij altijd om iets negatiefs: er zal iets misgaan of verkeerd uitpakken.
In het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) staat dat men vroeger wel sprak van bruine wolken en het bruine zwerk om een betrokken, dreigende lucht mee aan te duiden. Bruin weer betekende in zeemanstaal ‘ruw, onstuimig weer’. Vermoedelijk kreeg bruin vandaar de figuurlijke betekenis ‘zorgwekkend’: ruw weer kon immers vervelende gevolgen hebben.
Het WNT vermeldt een (donker)bruin vermoeden hebben niet, maar wel een kwaad vermoeden hebben, dat ‘achterdochtig zijn’ betekende. De Dikke Van Dale vermeldt de zegswijze ‘Het ziet er bruin uit’ (‘het is zorgwekkend’) en sinds 1999 een donkerbruin vermoeden hebben. De oudste krantencitaten met een donkerbruin vermoeden dateren uit de jaren zeventig. In 1978 stond in Het Vrije Volk: “Ik weet het niet, maar ik heb een donkerbruin vermoeden.” En in De Vrije Zeeuw was op 23 december 1972 te lezen: “Bij de ingang (...) had ik al zo’n donkerbruin vermoeden, dat de rijzige, in ribfluweel gestoken gestalte niemand anders kon zijn dan de ex-chef van AVRO’s-Televisier.”
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!