Waar komt de zegswijze ‘Je kunt/kan me de bout hachelen’ vandaan?
‘Je kunt me de bout hachelen!’ is een (boze) uitroep die betekent: ‘bekijk het maar; je kunt naar de maan lopen’.
Bout betekent hier ‘uitwerpselen, poep’ en hachelen is ‘eten’. Deze woorden behoren van oorsprong niet tot het Standaardnederlands, maar tot het Bargoens: de geheimtaal van dieven, landlopers en rondtrekkende handelaren. Die taal bevat van oudsher veel Jiddische en daardoor ook Hebreeuwse elementen. Zo komt hachelen van het Jiddische achelen, dat teruggaat op het Hebreeuwse ’akhal (‘eten’). Bout had in het Bargoens verschillende betekenissen, waaronder dus ‘poep’. Volgens het Bargoens Woordenboek (1974) is deze betekenis voortgekomen uit de associatie met ‘iets ronds/kogelachtigs’ (vergelijkbaar met de vorm van de bout die in de bouw wordt gebruikt).
‘Je kunt me de bout hachelen’ betekent dus letterlijk: ‘je kunt m’n poep opeten’. Het is niet verwonderlijk dat de gezaghebbende spreekwoordenverklaarder F.A. Stoett het een "verwensching" noemt.
In de Dikke Van Dale (2015) staan ook nog de varianten de bout naggelen en de bout boemelen. Naggelen is een variant van hachelen, maar wat boemelen hier betekent, is onduidelijk. Verder kent Van Dale nog bout hebben aan, dat ‘schijt hebben aan’ betekent.