Wat betekent de bietenbrug op gaan en waar komt deze uitdrukking vandaan?
De bietenbrug op gaan (ook wel de bietenberg op gaan) betekent ‘fout gaan’, ‘verkeerd aflopen’, ‘in de problemen raken’. Bijvoorbeeld: ‘Hardlopers die te snel aan een marathon beginnen, gaan vaak na twintig kilometer de bietenbrug op.’ De herkomst van de uitdrukking is niet duidelijk.
Mogelijk is de bietenbrug in deze uitdrukking een brug waarover boeren met hun karren met bieten heen reden. Zo’n brug werd glad doordat er soms bieten van de kar af vielen die vervolgens werden platgereden. Wie zo’n brug op wilde gaan, kon uitglijden. Dat kan in figuurlijke zin dan ‘in de problemen raken’ zijn geworden. In sommige plaatsen was of is ook een echte Bietenbrug: een brug waarover de boeren met hun karren met bieten reden op weg naar een kadeboot waar ze ze in een schip konden laden. Ook de naam Bietenkade heeft bestaan.
Een andere verklaring is dat de bietenbrug eigenlijk een weegbrug is. Vroeger werden karren met bieten op een weegbrug gewogen. Dat gebeurt nog steeds, maar nu gaat het om vrachtwagens. Als inderdaad oorspronkelijk een ‘bietenweegbrug’ bedoeld is, is wel onduidelijk waarom de bietenbrug op gaan zo’n negatieve figuurlijke betekenis heeft gekregen.
De bietenbrug/bietenberg op gaan komt niet voor in de spreekwoordenboeken. Alleen Marc De Coster vermeldt de zegswijze in zijn Woordenboek van populaire uitdrukkingen, clichés, kreten en slogans (2002). Hij zegt over de herkomst slechts het volgende: “De bietenberg is erg glad, vandaar.” Waarschijnlijk doelt hij hiermee letterlijk op een berg bieten, die moeilijk te beklimmen is – je glijdt gemakkelijk weer naar beneden.
Van Dale neemt de uitdrukking pas in 1976 (tiende druk) voor het eerst op, met het woord bietenbrug. Pas in de veertiende druk (2005) wordt daarnaast de variant met bietenberg vermeld.
Toch moet de uitdrukking veel ouder zijn. In de Deli courant van 2 oktober 1901 komt de volgende passage voor: “We gaan den goeden ouden tijd weer in, we gaan de bietenbrug op”. Het gaat hier om de aankondiging van een “race-bal” (mogelijk een bal dat samenging met een (sport)race-evenement). In Het Vaderland van 3 juli 1927 komt de volgende passage voor (uit een dialoogje tussen een luitenant en een soldaat): “Enne dus weer bij den troep terug en nou de bietenbrug weer op, nietwaar?” Helaas blijkt uit de context niet wat er precies met de bietenbrug op bedoeld wordt - misschien iets als ‘er (als vanouds) tegenaan gaan’? Dit zijn (vooralsnog) wel de oudste vindplaatsen van de bietenbrug op gaan.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!