Wat betekent aan de bak komen en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Aan de bak komen betekent ‘de kans krijgen om iets te doen’, ‘aan de beurt komen’ en ook ‘de kans krijgen om te laten zien wat je kunt’. Daaruit ontwikkelde zich de betekenis ‘werk vinden’. Aan de bak (gaan/moeten) komt ook voor in de betekenis ‘aan het werk (gaan/moeten)’. Soms wordt dit nog versterkt met vol of flink: ‘We moesten vol aan de bak’, ‘Zo, nu nog even flink aan de bak!’
Met bak is hier een houten kuip of kom bedoeld waarin de warme maaltijd voor de schepelingen werd opgediend. In het spreekwoordenboek van Carolus Tuinman uit 1726 staat: “Niemand kan een slag aan den bak krygen. Dit zegt men, als ymand alleen zo veel snaps [= praats] heeft, dat hy anderen geen beurt laat om ook te spreken. ’t Zal ontleen[d] zyn van de gortbakken in de groote schepen, die zo omzet zyn [= waar zo veel mensen omheen staan te dringen], dat’er niemand meer met zynen lepel by kan. Gemeenlyk zyn’er zeven aan een bak.”
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!