Onze Taal november 2002 - onderzoek naar de ‘nieuwe’ spelling
Tekstschrijvers hebben nog steeds moeite met ‘nieuwe’ spelling
Arnoud Gort - student Communicatie aan de Christelijke Hogeschool Ede
Ruim zes jaar geleden, op 1 augustus 1996, werd de nieuwe spelling officieel verplicht voor de overheid en het onderwijs. In de praktijk gingen ook vrijwel alle kranten en tijdschriften die herziene spelling toepassen, evenals bijna alle uitgeverijen in Nederland en Vlaanderen. Dat gebeurde echter niet zonder horten en stoten. Er was veel kritiek op bepaalde nieuwe regels; vooral die voor de tussen-n in samenstellingen moest het ontgelden. Bij de vraag of het nu bijvoorbeeld zielepijn moest zijn of zielenpijn ging het voortaan niet om het noodzakelijke meervoud van het eerste deel van de samenstelling, maar om de schríjfwijze van het meervoud ervan – het antwoord is dus: zielenpijn. Dat woord, en ook pannenkoek en kerkenraad, werd veel genoemd als voorbeeld van het vermeende gebrek aan logica van de nieuwe regel.
Geen vooruitgang
De kritiek op de nieuwe spelling was niet alleen heftig, ze bleef ook betrekkelijk lang doorsudderen. Hoe staat het er nu mee? Wordt er nog steeds gemord? En blijkt dat in de praktijk terecht te zijn? Om daar een antwoord op te krijgen, besloot ik als onderdeel van mijn scriptie over de nieuwe spelling onderzoek te doen onder 32 commerciële tekstschrijvers. Allereerst legde ik hun vragen voor die betrekking hebben op de kritiek op en de kennis van de spelling van 1996. Het tweede gedeelte was een praktijktoets, waarin werd nagegaan of de belangrijkste spellingregels goed werden toegepast.
Uit de antwoorden op de vragen over de nieuwe spelling kwam naar voren dat de helft van de beroepsschrijvers daar nog steeds kritiek op heeft. Slechts zes procent van hen vindt achteraf gezien dat de nieuwe regels een verbetering zijn. Bovendien oordeelt een ruime meerderheid dat de nieuwe regel voor de tussen-n in samenstellingen geen vooruitgang is ten opzichte van de oude. Eenvijfde is er wel blij mee.
Veel tekstschrijvers blijken niet altijd zeker te zijn over hun spelvaardigheid. Ruim tweederde gaf in het onderzoek aan vaak een spellinggids te raadplegen. Meestal is dat het Groene Boekje. Eenderde maakt in het beroep gebruik van de Spellingwijzer Onze Taal.
De praktijk
De praktijktoets leverde voor veel beroepsschrijvers aardig wat problemen op. De vervoeging van werkwoorden uit het Engels kostte hun de meeste moeite. Vooral deleten en stressen waren lastig. Van de 32 tekstschrijvers spelden er maar liefst 28 gedeletet verkeerd en wisten 29 geen raad met gestrest.
De tussen-n zorgde ook voor behoorlijk wat moeilijkheden (18 schrijvers spelden groentensoep in plaats van groentesoep), net als de aardrijkskundige woorden (tweederde schreef poolster in plaats van Poolster).
Maar bepaalde onderdelen gingen ook goed. In de nieuwe spelling kregen veel woorden een koppelteken in plaats van een trema (zeeëgel,bijvoorbeeld, werd zee-egel), en de proefpersonen gaven aan het daarmee eens te zijn. Deze regel werd door de tekstschrijver in het praktijkgedeelte van het onderzoek ook goed toegepast.
En dat is ook meteen een belangrijke uitkomst van het hele onderzoek: de onderdelen van de nieuwe spelling waarop de proefpersonen kritiek hadden, leverde hun in de praktijk ook de meeste moeilijkheden op – en andersom. Voorzichtig kan ook geconcludeerd worden dat de kritiek van zes jaar geleden nog steeds geldt, en dat de praktijk uitwijst dat die terecht is. De nieuwe spelling blijkt lastig leerbaar – en dat dit naar voren komt uit een onderzoek onder uitgerekend beroepsschrijvers, geeft extra te denken.