Onze Taal februari/maart 1995 - artikel over de spellingwijziging van 1995
Over de spellingherziening bestaan enkele hardnekkige mythen. Sommige zijn zo hardnekkig dat ze zelfs ongecorrigeerd terechtkomen in Onze Taal. De eindverantwoordelijke van de Taalunie, mevrouw Van den Bergh, zet de misverstanden en feiten over de komende spellingwijziging op een rij.
Mite en werkelekhijt
Greetje van den Bergh - algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie
Een mythe die het goed doet in sommige media is deze: aanvaarding van de voorstellen van de Spellingcommissie had enige moed gevergd, maar zou alle spellingproblemen hebben opgelost. Door het domme of laffe besluit van de Taalunie-ministers moet iedereen ook in de toekomst naar het Groene Boekje blijven grijpen, want de spelling blijft nu inconsistent en onvoorspelbaar.
Elk Groot Dictee uit de afgelopen jaren kan die mythe ontkrachten. Slechts een klein deel van de veelgemaakte fouten heeft namelijk betrekking op kwesties die door de voorstellen van de Spellingcommissie (de commissie Geerts) zouden zijn opgelost. Dat sluit aan bij wat uit onderzoek is gebleken: in de praktijk doen de meeste spellingproblemen zich voor bij werkwoordsvormen (d, t, dt, besteedde of bestede) en bij verdubbeling van medeklinkers in het algemeen (onmiddellijknaast lijdelijk, commissaris naast comité). Klinkers die problemen geven zijn au/ou en ei/ij. Zelfs in NRC Handelsblad wordt er af en toe getweifeld en vooral gewijfeld.
Maar uit onderzoek bleek ook dat er niemand zit te wachten op een vereenvoudiging op deze punten: leraren niet, journalisten niet, het grote publiek niet. Niemand geeft de voorkeur aan ‘hij rijt gou naar huis’. Wel wil men graag wat meer houvast in de c/k-keuze. Waarom dialect met een c, en insekt met een k? Dat moet toch gelijkgetrokken kunnen worden?
Wat is consistent?
Toch blijkt het, zelfs als je je beperkt tot de c/k-kwestie, niet zo eenvoudig om consistent te zijn. Zeker niet wanneer je als basis voor die consistentie de uitspraak neemt, zoals de Spellingcommissie heeft gedaan.
Want als je op grond van de uitspraak de c verandert in k, wat gebeurt er dan met de c die als s wordt uitgesproken? Sukses vinden veel mensen intussen heel gewoon - af en toe lees je zelfs sukkes - maar dan moet je ook provinsie schrijven. En sent, sentraal en sel. Omdat sel in samenstellingen een verwarrend woord als strafsel oplevert, had cel zijn c alweer teruggekregen in de laatste voorstellen van Geerts en de zijnen. En cent ook, omdat er nog zoveel munten met dat opschrift in omloop zijn.
Bovendien is het moeilijk consistentie op basis van uitspraak na te streven als je je daarbij beperkt tot de spelling van de bastaardwoorden. Want dat leidt ertoe dat mythe - een bastaardwoord - herspeld zou moeten worden tot mite, maar dat werkelijkheid - een inheems woord - even ver van de feitelijke (fijteleke) uitspraak gespeld zou blijven als nu. En dat je - heel inconsistent - liter en gieter naast elkaar moet laten bestaan.
Frequentie bepalend
Een tweede hardnekkige mythe heeft betrekking op het werk van de zogeheten Taaladviescommissie. Deze commissie zou, zo luidt het misverstand, alsnog ‘consistentie’ moeten brengen in de voorkeurspelling - dus eigenlijk het werk van de Spellingcommissie moeten overdoen. In feite luidde de opdracht aan de Taaladviescommissie om uitgangsprincipes aan te geven voor de oplossing van een aantal inconsequente keuzes in de voorkeurspelling van 1954 (bijvoorbeeld kosmos naast microcosmos). Dat bij dergelijke gelijke woorden of woorddelen ook gelijk gespeld moest gaan worden, hadden de ministers al eerder besloten. Maar op basis van welke uitgangspunten moest een keuze worden gemaakt voor c of k? Welnu, dat heeft de Taaladviescommissie vastgesteld: op basis van spreiding en frequentie. Het is dus niet zo dat de commissie terugkwam met de boodschap dat ‘de herziening slechts woord voor woord kan gebeuren’. Zelfs Onze Taal nam dit verhaal ongecorrigeerd over in het novembernummer 1994, voorzien van het commentaar: “De ministers krijgen de gevraagde afbakening dus niet.” De commissie heeft wel degelijk algemene principes vastgesteld en groepen woorden afgebakend waarvoor die principes worden gehanteerd. Alleen waar gegevens over spreiding en frequentie niet tot een duidelijke conclusie leiden, zal nog per woord moeten worden gekozen.
Opknapbeurt
De derde mythe: alles had beter bij het oude kunnen blijven. Wat gaat het nu allemaal niet kosten om die paar kleine veranderingen aan te brengen?
In werkelijkheid was iedereen in Noord en Zuid het over één ding eens: het systeem van de toegelaten dubbelspelling was een ramp. Voor het onderwijs, voor de uitgevers, en voor de spellingduidelijkheid in het algemeen. Over het besluit om de dubbelspelling af te schaffen is iedereen dan ook tevreden. Als je nog maar één spelling overhoudt, en je kiest niet voor drastische verandering, omdat die geen evidente verbetering brengt, ligt het vervolg voor de hand. De spelling die iedereen op school heeft geleerd, waarin alle wetten en regels en het grootste deel van alle kranten en boeken in het taalgebied verschijnen, wordt de enige officiële spelling. Maar het zou dom zijn de overduidelijke inconsequenties die daar in 1954 om inmiddels onnaspeurbare redenen ingeslopen zijn, onveranderd over te nemen. Daar wordt nu dus iets aan gedaan.
Als je dan, tot slot, tegelijkertijd een eind kunt maken aan de breinbreker bessesap, dan kun je dat evengoed tegelijk meenemen. De officiële spelling is zonder -n, want één bes geeft ook sap; maar hoe moet het dan met de gekantelde vrachtwagen die ‘een reusachtige plas bessesap op de weg achterlaat’? Van één bes? Het is een waar krantebericht van de afgelopen zomer. Voortaan krijgt bessensap altijd een -n.
Dat is wat er verandert. Schoolboeken maatschappijleer hoeven daarvoor niet vervroegd te worden vervangen, en leerkrachten hoeven geen weken te worden bijgeschoold. En die nieuwe officiële Woordenlijst? Die moest er na vijftig jaar toch eindelijk eens komen!