Juryrapport Elise Mathilde Essayprijs
Op 1 januari 2018 riep de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde op initiatief van de Stichting Elise Mathilde Fonds een nieuwe prijs in het leven: de Elise Mathilde Essayprijs, vernoemd naar Elise Mathilde van Beuningen (1890-1941), die haar vermogen naliet aan de in 1935 door haar opgerichte Stichting. In nauwe samenwerking met het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap en het Genootschap Onze Taal werd een prijsvraag uitgeschreven voor een essay, beurtelings gericht op het gebied van de Nederlandse letterkunde, taalkunde en geschiedenis. In lijn met de doelstelling van het Elise Mathilde fonds om culturele en ideële doelen te ondersteunen, werd tevens besloten dat de essays het behoud van het Nederlandse cultuurgoed – dit jaar het letterkundige cultuurgoed – centraal moesten stellen. De inzendingen moesten passen in het overkoepelende thema ‘De eigen natie in kosmopolitisch perspectief’.
Aldus geschiedde. De Maatschappij ontving maar liefst zeventien inzendingen: een oogst die alvast aanleiding geeft om te denken dat de Elise Mathilde Essayprijs een significante, permanente bijdrage aan het debat over cultuurbehoud kan vormen. De juryleden – prof. dr. Wijnand Mijnhardt, prof. dr. Lotte Jensen en ondergetekende – hanteerden de volgende beoordelingscriteria: ten eerste moest de auteur zich aan de opdracht hebben gehouden, zowel inhoudelijk als formeel. Ten tweede diende het essay interessante, behartenswaardige aanbevelingen te bevatten; er moest een visie worden ontvouwd die verder strekte dan de illustratieve casus. Ten slotte werden ook de compositorische en stilistische criteria in acht genomen. Overigens waren de inzendingen geanonimiseerd: naar de auteurs konden we slechts gissen.
De juryleden waren blij verrast met de breedte in de gekozen onderwerpen en diversiteit aan benaderingen en stijlen. Zo was daar een niet-Nederlandse auteur, die de vrijheid om Nederlands te lezen en gebruiken illustreerde aan de hand van een indrukwekkende, persoonlijke leesbiografie. Een ander koppelde oikofobie aan ontlezing aan de hand van het werk van Gerard Reve. Diverse essays richtten zich op het proces van geschiedschrijving: op het belang van marginalia aan de hand van een brief van Bilderdijk, op de vorming van stereotypen aan de hand van de receptie van Vinkenoog – juist een auteur die de blik altijd naar buiten wist te behouden, of op de noodzaak autoriteiten uit het verleden te bevragen aan de hand van de as van Multatuli. Het kosmopolitische werd gevonden bij Albert Helman, Bouli van Leeuwen of bij Johan Maurits van Nassau-Siegen als Vondelse held, maar ook in het ideaal van een literair vaderland in de achttiende eeuw, of in het belang van vertalingen aan de hand van de vraag: ‘Hoe ontsluit je een zilvervloot?’ Tot slot werden er ook heel praktische kwesties aangeroerd die tot nadenken over cultuurbehoud stemmen: de versnippering van de letterkundige neerlandistiek over de landelijke onderzoeksscholen, bijvoorbeeld.
Toch stak één essay erboven uit. Het winnende essay is getiteld: ‘Grenzen, deuren en ogen open. Over het uitgestrekte Nederlandse literaire landschap. De eigen natie in kosmopolitisch perspectief’. Naar het oordeel van de jury maakt de auteur van het betoog, Fien Veldman, op sprankelende wijze inzichtelijk hoe cultuurbehoud ook een vorm van toeval kan zijn. Ze laat zien dat zowel onze omgeving als onze toekomst onvoorspelbare effecten sorteert, waardoor identiteit intrinsiek meervoudig en dynamisch is, vraagt hoe we die meervoudigheid kunnen laten voortbestaan en zoekt het antwoord in de diversiteit en meertaligheid van de Nederlandse literatuur zelf, aan de hand van Mi have a dream van Ramsey Nasr en bij Jacques Derrida. Derrida wijst erop dat de taal meervoudig is, en dat precies die eigenschap betekenis mogelijk maakt. Aan de hand van Derrida’s ‘différance’-begrip ontvouwt Veldman vervolgens een visie op cultuurbehoud en cultuurgeschiedschrijving: ook daarin wordt door uitstel en verschil betekenis gecreëerd. Het is aan toekomstige generaties om te bepalen welke literatuur het verschil heeft gemaakt. “Ons rest niets anders dan het verschil toe te juichen en het eindoordeel uit te stellen.”
De jury feliciteert Veldman van harte met de prijs. Haar inzending zal worden gepubliceerd in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en op de websites van de het KNHG en het Genootschap Onze Taal. De prijs zal vergezeld gaan van een oorkonde en een geldbedrag van 10.000 euro.
Namens de jury,
Dr. Esther Op de Beek (voorzitter)
Amsterdam, 10 juni 2018