Page 32 - OnzeTaal_nov2019_HR
P. 32

DICHTPLAATSEN  INGMAR HEYTZE

            Dichter Ingmar Heytze over stijlfiguren, of ‘dichtplaatsen’, zoals hij ze ook wel noemt.



            De schoolse wijs






                 ommige mensen zien gedichten als raadsels die   Arjen Duinker stuurt de lezer meteen al het bos in: “De
                 een antwoord verlangen. De basisvragen komen   vrouw vroeg dromerig: / ‘Wat denk je, hoeveel soorten
            S altijd hierop neer: ‘Waar gaat dit gedicht over?’   ruimte telt onze wereld?’ / ‘Acht,’ antwoordde de man
            en ‘Wat bedoelt de dichter?’ Kennelijk is het geruststel-  die blij was met die vraag.” De laatste strofe gaat zo: “En
            lend als daar concrete antwoorden op zijn.       de vrouw vroeg dromerig: / ‘Met hoeveel monden zal ik
               Deze dichtplaats – ik noem hem ‘de schoolse wijs’–   je kussen?’ / ‘Acht, dat zou het mooiste zijn,’ antwoord-
            heeft veel te maken met het verlangen naar oplossin-  de de man.”
            gen. Het is een soort test in dichtvorm: de dichter ver-     Goed, soms geeft de dichter het antwoord zelf, zoals
            werkt een raadsel, rebus of schoolopgave in het gedicht,   Lévi Weemoedt aan het einde van zijn gedicht ‘Liefde
            waarmee de indruk wordt gewekt dat er een antwoord   is’: “Op hoeveel fietsen reed ik daag’lijks naar je toe? /
            mogelijk is.                                     En hoeveel smoesjes zijn er in je opgerezen? // Zó veel,
               Mensen die zo lezen, worden door de meeste dichters   dat thans statistisch is bewezen: / ‘De liefde is toch zó
            en professionele lezers weggehoond. En inderdaad: het   een droef gedoe…’” Maar vaker loopt de schoolse wijs af
            zijn de meest concrete, en daardoor de minst interes-  als een breinbreker, een doolhof zonder uitweg, zoals in
            sante vragen die je kunt stellen. Tegelijkertijd is het   het gedicht ‘Opgaaf’ van Pieter de Bruijn Kops:
            flauw om daar neerbuigend over te doen. Om te begin-
            nen is die rebus-achtige leeswijze meestal ingegeven   De bus begeeft
            door de manier waarop poëzie op school werd behan-  zich van a naar b over
            deld. Ten tweede mogen dichters blij zijn dat iemand   een lijnstuk van 2,8 km
            die dat niet gewend is, tenminste probéért om chocola   in de bus zitten zes mensen
            te maken van hun gedichten. Zo dom zijn die vragen nu   van wie er twee een paspoort bezitten
            ook weer niet. Dom wordt het pas als de lezer per vraag   de knikkers hebben een doorsnee van 1 cm
            één antwoord vindt en besluit dat het gedicht daarmee   vraag: hoeveel kubieke cm lucht moet
            is ‘opgelost’.                                     de fluitist in de fluit blazen
               Hoe het andere lezers vergaat, weet ik niet, maar het   om 1x de zauberflöte te spelen
            kleine deel van mijn brein dat zich probeert te verhou-  en hoeveel bedraagt
            den tot sommen, puzzels en logica probeert toch altijd   dit aantal kubieke cm lucht
            onwillekeurig het antwoord te vinden, ook als het er   voor blowing in the wind?
            overduidelijk niet is. Het gedicht ‘Begin van de dag’ van   bereken het verschil



            MATTHIAS GIESEN



















      ONZE TAAL 2019  —  11












    32
   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36