Page 22 - OnzeTaal_jan2020_HR
P. 22

Wel heb ik ooit!





            Als iemand zegt dat hij de afwas ‘wel’
            doet, doet hij die dan met plezier of juist                                                            Illustratie: Hein de Kort
            niet? Het ligt er maar aan hoe je wel
            uitspreekt. Over de vele betekenissen
            van een klein woordje.


            IRENE DE POUS


                    et woordje wel is sinds onze kindertijd een
                    trouwe metgezel. In deze vroege jaren heeft het
            H zich in ons brein genesteld als tegenstelling
            van niet. Een ideaal woordje om tegenspraak te oefenen
            en klasgenootjes te ontmaskeren. ‘Je hebt dat dropje wél
            gepakt.’ ‘Nietes.’ ‘Welles.’
               ‘Wedden dat jij die boom niet in durft?’ ‘Echt wel!’
               Wel is hier de hoeder van een overzichtelijke wereld.
            Een wereld van tweedelingen, van zwart-wit en dus ook
            wel-niet.
               De oorspronkelijke betekenis van wel is ‘goed’. Ook
            dan suggereert het een tegenstelling. In het dagelijks
            taalgebruik komen we deze betekenis nog slechts tegen
            in enkele uitdrukkingen, zoals wel thuis en welterusten.
            En natuurlijk in samenstellingen. Denk aan weldoorvoed,
            welbespraakt en welgebouwd. Voor het overige doet het
            gebruik van wel in deze betekenis inmiddels archaïsch      Naast aanzetten wil zo’n wel soms ontzag uitlokken.
            aan (“Moge het je wel bekomen”).                 Vergelijk ‘Het zeewater kan tot vier meter stijgen’ met
                                                             ‘Het zeewater kan tot wel vier meter stijgen.’ Wel geeft
            KONING                                           hier een aanwijzing voor hoe je dit feit moet interprete-
            Het positieve duidelijk-tegenovergestelde-van-niet-wel   ren (‘vier meter, dat is dus héél véél’).
            is voor mensen die Nederlands leren de primaire beteke-     Een grappige variant van dit grootheids-wel vinden
            nis van het woordje wel. En waarschijnlijk voor iedereen   we ook terug in de samenstelling welnee. Dat is heel erg
            die je het spontaan op straat zou vragen. Maar in ons    nee, met behulp van wel. Andersom betekent welja dan
            dagelijks taalgebruik kun je veel meer met wel – wat dan   weer niet ‘heel erg ja’.
            weer een crime kan zijn voor mensen die de taal leren.      Wel kan de besproken werkelijkheid in twijfel trek-
            Want veel vaker dan niet roept wel juist een wereld op   ken: ‘Hou je wel van me?’ Met een zin als ‘Dat kan hij
            van grijstinten en onzekerheden.                 nou wel zeggen’ bedoelt de spreker dat de waarde van
               Zo is wel een koning in het uitnodigen tot subtekst:   het gezegde verwaarloosbaar is. Onzekerheid is er ook
            dat wat niet wordt uitgesproken, maar geraden moet   bij het wel dat hoop of een vermoeden uitdrukt: ‘Hij zal
            worden door de toehoorder. De toehoorder heeft dan als   morgen wel bellen’ of ‘Je zult wel blij zijn.’ En ook bij
            enige hulpmiddelen de context, intonatie, kennis van   ongeloof: ‘Heb je wel gehoord van de aanslag?’
            het karakter van de spreker en de geschiedenis die je       Zo ontdoet wel de werkelijkheid van zwart-witdenken
            samen hebt. Neem de zin: ‘Ik doe de afwas wel.’ Dit kan   door nuances aan te brengen: ‘Ik hou wel van schaatsen
            een irritant grootmoedigheids-wel zijn (‘want als ik het   (terwijl ik verder aan alle sporten een hekel heb).’ En:
            jou vraag krijgen we weer ruzie en daar heb ik geen zin   ‘Het stinkt hier wel (maar voor het overige is het een
            in, dus ik zal wel weer de wijste zijn’).        gezellig en knus vakantiehuisje).’
               Maar het kan ook een ontfermend ik-hou-zoveel-
            van-je-wel zijn (‘want jij hebt al zoveel aan je hoofd en   ‘HET GAAT WEL’
            de afwas is wel het minste dat ik even voor je kan doen   Helemaal sterk: in het grijze gebied tussen de uitersten
            om je leven lichter te maken’).                  wel en niet kan wel soms verdacht dicht tegen niet aan
               Of een berekenend wel (‘maar dan moet jij met een   kruipen. Als je je bezoek vraagt hoe het eten bevalt, en
            andere huishoudelijke taak over de brug komen die even   de gast zegt: ‘Het is wel lekker’, dan zou ik me toch ach-
      ONZE TAAL 2020  —  1  GRAPPIGE VARIANT                 biertje besteld worden om te kletsen over wat er scheelt.
                                                             ter de oren krabben over het gerecht. Hetzelfde geldt
            vervelend is’).
                                                             voor een zin als: ‘Het gaat wel.’ Dan moet er gauw een
                                                               Het is dit zogeheten ‘modale gebruik’ van wel dat het

            Er is het gelijkhebberige wel: ‘Ik dacht wel dat je me om
            hulp zou vragen.’ Als je wel weghaalt uit de zin, bekent
                                                             – samen met andere kleine woordjes, zoals maar, nou en
            de spreker juist zijn ongelijk: ‘Ik dacht dat je me om
                                                             ook – zo interessant maakt. Deze modale partikels kun
            hulp zou vragen (maar blijkbaar was het niet nodig).’
            En er is het grootheids-wel: ‘Ik heb je wel honderd keer
                                                             wordt (‘Het is lekker’), maar die krijgt wel een heel
                                                             andere emotie of intentie. Wat in elke situatie precies
            gebeld.’ En: ‘Ik kan wel een gat in de lucht springen.’   je ook vaak weglaten zonder dat de zin ongrammaticaal
            Hoewel deze zinnen ook zonder wel kunnen, zet wel het   die emotie of intentie is, kan stof voor eindeloos fanta-
   22       net even dikker aan.                             seren zijn.                                
   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27