Zelfvoorzienend en zelfvoorziend betekenen ‘in staat om voor zichzelf te zorgen, zelfredzaam’, ‘zelf kunnen zorgen voor alles wat je nodig hebt (zonder een beroep te doen op externe bronnen)’. Voorbeelden:

  • Een zelfvoorzienend/zelfvoorziend huis heeft geen gas- en elektriciteitsaansluiting nodig.
  • Er komen steeds meer zelfvoorzienende/zelfvoorziende ouderen die een rol willen blijven spelen in de maatschappij.

Waar komt zelfvoorzienend vandaan?

Zelfvoorzienend is een bijzondere vorm. Het woord is opgebouwd uit zelf en het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord voorzien. Alleen is dat deelwoord anders gevormd dan je zou verwachten. Normaal maak je het door na het werkwoord een d te plaatsen: fietsend, lachend, ziend, enz. Je zou dus zelfvoorziend verwachten. Maar bij werkwoorden die niet op de gangbare uitgang -en (met een toonloze e) eindigen, zoals zien, doen en staan, duikt er vaker een extra n op in afleidingen. Zo is het niet zieër en doeër maar ziener en doener, niet doelijk maar doenlijk, en niet onuitstabaar maar onuitstaanbaar. Waarschijnlijk is zelfvoorzienend ontstaan naar analogie van dit soort vormen.

Vanaf de zeventiende eeuw kwamen dit soort verlengde vormen in gebruik: een helderzienend oog, een herzienend vonnis, ons kortzienend oog, aldus neerzienend op ..., wreed en niets ontzienend fanatisme en een zelfvoorzienend land. Het gebruik van de ‘onlogische’ vorm zelfvoorzienend is dus niet iets van vandaag of gisteren.

Nadrukkelijker en plechtiger

Deze vormen zijn vermoedelijk in gebruik gekomen omdat ze nadrukkelijker zijn dan de vormen zonder -en-. Ze werden ook als ‘plechtiger’ gezien. In een oude grammatica (uit 1845) staat: “(...) voldoenend (in godgeleerden zin) heeft deze ingelaschte n voor den verbuigings-uitgang van het deelwoord, ter onderscheiding van het gewone voldoend.” Dus: voldoend was ‘gewone’ taal en voldoenend meer ‘verheven’ taal. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt een citaat waarin sprake is van “eene voldoenende of toereikende Genade”.

Er waren overigens ook in het verleden al mensen die deze ‘verlengde’ vormen overdreven vonden. In een aflevering van het tijdschrift Vaderlandsche letteroefeningen uit 1800 worden ze als nieuwigheden (“eene soort van Neologie, of zoogenoemde zucht tot nieuwheid”) bespot. De vormen voldoenend, helderzienend en niets ontzienend zijn al lange tijd verdwenen, maar de verlengde vorm zelfvoorzienend heeft zich weten te handhaven.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag