Het werkwoord toestellen bestaat uit het bijwoord toe en het werkwoord stellen. Dit inmiddels verouderde werkwoord had onder meer de betekenissen ‘in orde maken’, ‘in gereedheid brengen’ en ‘vervaardigen, maken, tot stand brengen’. Waarschijnlijk is toestel uit deze laatste betekenis voortgekomen.

In de loop van de negentiende eeuw kwam toestel algemeen in gebruik. Daarbij verdrong het het tot dan gebruikelijke woord gestel. Gestel had als basisbetekenis ‘samenstel, een geheel van bij elkander behorende delen’. Het werd ook gebruikt voor werktuigen of voorwerpen die uit verschillende onderdelen bestonden. Gestel raakte in deze betekenissen in onbruik toen toestel ervoor in de plaats kwam. Aanvankelijk was toestel een mannelijk de-woord, maar het nam het onzijdige geslacht van gestel over. Daarom spreken we nu van het toestel.

Gestel in de betekenis ‘samenstel, constructie’ kom je nog tegen in de samenstelling landingsgestel (van een vliegtuig). Verder is gestel nog gangbaar in de betekenis ‘lichamelijke gesteldheid, weerstand’ zoals in een sterk gestel hebben.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen