Kostwinnaar wordt niet in de naslagwerken vermeld. Toch komt de vorm kostwinnaar in de praktijk weleens voor, ongetwijfeld onder invloed van het woord winnaar. Daar heeft kostwinner echter niets mee te maken: winnaar is afgeleid van winnen in de betekenis ‘de overwinning behalen’, terwijl kostwinner afgeleid is van de kost winnen: ‘de kost verdienen’. Ook bij broodwinner, goudwinner, tijdwinner en zandwinner gaat het om winnen in de betekenis ‘verdienen, verkrijgen, verwerven’; prijswinnaar en bekerwinnaar zijn daarentegen weer afgeleid van de overwinningsbetekenis.

Qua vorm is winnaar overigens een uitzondering (net als minnaar, dienaar, leraar en (be)oordelaar). Om van een werkwoord een zelfstandig naamwoord af te leiden dat een persoon aanduidt, wordt doorgaans het achtervoegsel -er gebruikt: lopen - loper, uitblinken - uitblinker. De variant -aar komt in principe alleen voor bij werkwoorden die op -elen, -eren of -enen eindigen (met twee toonloze e’s): wandelen - wandelaar, tekenen - tekenaar. Volgens deze regels zou het winner moeten zijn, en dat is ook de oorspronkelijke vorm. Later is ook winnaar ingeburgerd geraakt, hoewel het volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal vóór 1921 minder frequent was dan winner. Tegenwoordig is winnaar (en overwinnaar) het gebruikelijkst, maar winner bestaat ook nog steeds.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen