Lange tijd hebben de woordenboeken en spellinglijsten uitsluitend het fret vermeld bij de omschrijving van dit dier. Waarom dit woord onzijdig was, is helaas nergens te vinden.

Wel staat in een oud grammaticaboek, de Nederlandsche spraakleer van W.G. Brill uit 1860, in een passage over het geslacht van diernamen het volgende: “Onzijdig zijn: genet [= een soort paard], fret, kameleon, haft [= een eendagsvlieg] (...), konijn en kapoen, alsmede in de jachttaal haas.” Tegenwoordig zijn een paar van deze woorden (ook) de-woorden, zoals kameleon, kapoen en ook fret.

Een oudere vorm van fret is foret; dit komt van het Franse furet (‘fret’), dat weer teruggaat op het vulgair-Latijnse furritus, dat letterlijk ‘kleine dief’ betekende. Fretten werden namelijk vooral voor de jacht op konijnen gebruikt. Furittus is de verkleinvorm van het Latijnse woord voor ‘dief’: fur.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag