Meestal betekent adellijk ‘van adel, te maken hebbend met de adel’, maar het heeft nog een betekenis. In de combinatie adellijk wild betekent het ‘langere tijd bewaard, nét niet rot’. Adellijk wild is dus niet meteen nadat het is geschoten bereid, maar eerst enige tijd bewaard. Hierdoor zou de smaak van het wild nog beter tot zijn recht komen.

In deze wild-betekenis werd (en wordt) het woord nogal eens als adelijk (met één l) geschreven, vooral in kookvaktaal, maar die spelling is nooit officieel als juist beschouwd. Er is weleens gedacht dat de spelling met één l verband hield met het Engelse addle (‘rot’) of anders met aal (in de betekenis ‘mestvocht, viezigheid’), maar dat bleek een vals spoor te zijn.

De wild-betekenis van adellijk is mogelijk ontstaan als woordspeling. De ware adel is oud, de jacht was een adellijke liefhebberij, en ook het eten van wild gebeurde vooral bij de hogere standen. Opvallend is ook dat het Engelse high en het Franse avancé naast de betekenissen ‘hoog’ respectievelijk ‘hooggeplaatst’ allebei de betekenis ‘lang bewaard (van wild)’ hebben. In de negentiende eeuw werd dit lang bewaarde wild ook wel ‘van adel’ en ‘jonkerachtig’ genoemd.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag