Het woord aanrichten heeft vaak een negatieve betekenis: denk aan schade aanrichten en een bloedbad aanrichten. Daarom werd vroeger weleens gezegd dat je aanrichten beter niet kon gebruiken in combinatie met feestmaal, maaltijd, feest, enz. Beter (positiever) zou zijn: een feestmaal aanrechten. Tegenwoordig is een feestmaal aanrichten echter veel gebruikelijker.

Geschiedenis

Aanrechten en aanrichten kwamen allebei al in de Middeleeuwen voor in het Nederlands. Ze konden beide zowel ‘opdienen, eten klaarmaken’ betekenen als ‘veroorzaken, teweegbrengen’. Gaandeweg werd aanrechten vooral in verband gebracht met het klaarmaken van voedsel en aanrichten met het veroorzaken van iets noodlottigs.

Dat onderscheid heeft geen stand gehouden. In combinatie met een feestmaal is aanrichten toch volkomen ingeburgerd geraakt, misschien onder invloed van het Duits, dat alleen anrichten kent. Het werkwoord aanrechten is in de vergetelheid geraakt.

Aanrecht

Wel leeft aanrechten nog voort in het woord aanrecht (‘keukenblok’). Dat is een verkorting van aanrechttafel of aanrechtbank: ‘tafel/bank waarop eten werd aangerecht’. Omdat die beide woorden de-woorden zijn, hebben sommige mensen ook een voorkeur de aanrecht. Maar het aanrecht is minstens al sinds de negentiende eeuw veruit het gewoonst, net als bij de verwante woorden het gerecht en het recht.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag