In ‘Wij waren getuigen bij het huwelijk’ verwijst het meervoud getuigen direct naar de concrete personen die de wettige getuigen bij het huwelijk waren. In ‘Wij waren getuige bij het huwelijk’ benoemt het enkelvoud getuige de functie die de ‘wij’ vervulden: die van getuige. Deze zin betekent dus: ‘wij waren erbij in de hoedanigheid van getuige’. Hetzelfde verschil is te zien in de volgende zinnen:

  • Lotte en Griet zijn notulisten bij deze vergaderingen. (zowel Lotte als Griet heeft de functie van notulist)
  • Lotte en Griet zijn notulist bij deze vergaderingen. (de functie van Lotte en Griet bij deze vergaderingen is die van notulist)
  • Peter en Michiel zijn artsen. (zowel Peter als Michiel is een arts)
  • Peter en Michiel zijn arts. (het beroep van Peter en Michiel is arts)
  • Hun dochters zijn allebei topsporters. (zowel de ene als de andere dochter is een topsporter)
  • Hun dochters zijn allebei topsporter. (het beroep van hun dochters is topsporter)
  • Zij zijn nu allebei officieel Nederlanders. (zowel de ene als de andere persoon is nu officieel een Nederlander)
  • Zij zijn nu allebei officieel Nederlander. (de nationaliteit van deze personen is nu officieel ‘Nederlander’)

In deze zinnen is zijn telkens een koppelwerkwoord. Notulist(en), arts(en), topsporter(s) en Nederlander(s) zijn het naamwoordelijk deel van het gezegde. Als dat naamwoordelijk deel in het enkelvoud staat, benadrukt het dat het om een kenmerkende eigenschap van het onderwerp gaat. Vaak is dat een functie of beroep, maar het kan ook een nationaliteit zijn of een levensbeschouwing.

Meer informatie over deze constructie staat in de Algemene Nederlandse Spraakkunst.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!