Simon Carmiggelt gebruikte epibreren in 1954 in een van zijn stukjes. Het is door een onbekende ambtenaar bedacht. Deze ambtenaar gebruikte het werkwoord tegenover burgers aan het loket. Als hij ze vertelde dat ze nog even geduld moesten hebben, omdat het stuk waar ze voor kwamen ‘nog geëpibreerd moest worden’, waren de meesten te trots om te vragen wat epibreren betekende. Ze lieten zich er dus gemakkelijk mee afpoeieren. Wie tegenwoordig bijvoorbeeld zegt druk te zijn met ‘epibreren’, zegt eigenlijk niets (nuttigs) aan het doen te zijn.

In epibreren is het Griekse voorzetsel epi te herkennen (vergelijk epigram, ‘puntdicht’); de uitgang -eren geeft het woord het cachet van een Frans leenwoord, zoals kalibreren (‘naar grootte sorteren’) en equilibreren (‘in evenwicht houden’). Doordat het zo’n respectabel woord lijkt, is epibreren een prima dekmantel voor ‘nietsdoen’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag