De betekenissen van bol en bal liggen dicht bij elkaar. Ze zijn zelfs bijna synoniem: allebei betekenen ze ‘rond voorwerp’. Bal en bol komen al minstens sinds de dertiende eeuw naast elkaar voor. Vermoedelijk is bal het oudst en is bol daar een variant van.

Er zijn wel gebruiksverschillen. Een paar voorbeelden hiervan:

  • Een bol is meestal groter dan een bal; we zeggen aardbol en niet aardbal.
  • Verder lijkt het erop dat alles wat we met onze handen vormen een bal is: een gehaktbal, een sneeuwbal, een ijsbal, een deegbal en een bal maken van kranten. Ook de bamibal en de bitterbal vallen hieronder.
  • Snoepjes zijn eveneens ballen: kauwgombal, toverbal, zuurbal.
  • Gebak en brood zijn weer bollen: krentenbol, oliebol, suikerbol, appelbol, berlinerbol, beschuitbol, Bossche bol.
  • Oogbal en oogbol zijn synoniemen van elkaar.

Kortom: er is geen sprake van volstrekte willekeur bij het gebruik van bol en bal, maar het is niet mogelijk een ‘regel’ op te stellen waar alle bol- en bal-woorden onder vallen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail