Alle woordenboeken geven bij elk de betekenis ‘ieder’ en bij ieder de betekenis ‘elk’. Deze woorden zijn dus synoniemen en de keuze tussen elk en ieder is vrij. Enkele voorbeelden:

  • Is het gezond om elke dag een ei te eten?
  • Is het gezond om iedere dag een ei te eten?
  • Op elk potje past een dekseltje.
  • Op ieder potje past een dekseltje.
  • Elke week kans op 1 miljoen!
  • Iedere week kans op 1 miljoen!
  • Ze kwamen de winkel uit met aan elke hand meerdere tassen.
  • Ze kwamen de winkel uit met aan iedere hand meerdere tassen.

Vaste combinaties

In sommige uitdrukkingen ligt het gebruik van elk of ieder min of meer vast. Zo is voor elk wat wils min of meer een vaste uitdrukking, net als ieder op zijn beurt en ieder voor zich.

Ieders

Aan elk kun je geen -s vastplakken, en aan ieder wel. Daarom is het bijvoorbeeld in ieders hart, in ieders gedachten en met ieders goedkeuring.

Oude ‘schoolregels’

Als twee woorden synoniemen zijn, zijn er vaak ‘schoolmeesters’ die regels bedenken om te bepalen wanneer het ene woord tóch beter zou zijn dan het andere. Zo’n regel was: gebruik ieder bij personen en elk bij niet-personen. Dus: ieder mens en iedere werknemer tegenover elk huis en elke organisatie.

Een andere regel was dat je elk bij voorkeur gebruikt in een zin als ‘Ze droeg in elk oor drie ringetjes’ (waarbij je geen nadruk legt op de afzonderlijke oren - je ziet het ‘oren-paar’ als een soort geheel). In ‘Ze heeft in ieder boek haar naam geschreven’ zou ieder beter passen, omdat je nu wél wilt benadrukken dat het telkens om een afzonderlijk boek gaat.

Het taalgebruik heeft zich van dit soort regeltjes niets aangetrokken: ieder en elk zijn echt volledig synoniem en komen door elkaar voor.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag

Dat elk en ieder door elkaar gebruikt worden, is niet iets van de laatste tijd: ook het historische Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt het al. Ook de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) vermeldt expliciet dat elk en ieder door elkaar kunnen worden gebruikt.

Sommige taalgebruikers hebben een voorkeur voor het gebruik van ieder(e) voor personen en elk(e) voor niet-personen. Elk(e) wordt bovendien vaak gebruikt als er in de zin sprake is van een kleine groep, zoals in ‘Elk van de drie teamleden heeft een eigen specialisme.’ Toch kan hier ook prima ieder worden gebruikt.

Ook bij de volgende zinnen zijn beide woorden bruikbaar. De meeste mensen zullen iets eerder voor elk kiezen, maar dat is zeker niet verplicht:

  • Ieder/elk kind kreeg een ijsje. (personen)
  • Ieder/elk van de twee bruidsmeisjes droeg een roos. (kleine groep)
  • Aan ieder/elk oor had ze een oorring. (kleine groep: één paar oren)