Onze Taal en de Troonrede
Elk jaar krijgt Onze Taal de eervolle opdracht om de tekst van de Troonrede op fouten na te lopen. Dat roept weleens de vraag op: kunnen de mensen van Onze Taal die tekst dan ook niet meteen wat begrijpelijker maken?
Opdracht
Sinds 1987 krijgt Onze Taal elk jaar in september een uitnodiging om mee te werken aan de correctie van de Troonrede, de toespraak van de koning (voorheen de koningin) op Prinsjesdag. Een paar dagen voordat de koning de rede voorleest, buigen twee medewerkers zich in overleg met de tekstschrijver(s) over de tekst.
Ze gaan na of de zinnen goed lopen, of er geen dubbelzinnigheden in zitten, of de spelling en de grammatica in orde zijn en of de leestekens goed geplaatst zijn. De spelling en de leestekens zijn natuurlijk niet van belang bij het voorlezen, maar wel als de tekst in gedrukte vorm verschijnt.
Dit levert vaak de vraag op: kan Onze Taal de tekst dan ook niet meteen wat begrijpelijker maken? In de Troonrede zitten omslachtige en vage bewoordingen, die je juist zo veel mogelijk probeert te vermijden als je een duidelijke tekst schrijft. Waarom doet Onze Taal daar niets aan?
Het antwoord is: dat zouden we misschien wel kunnen en willen, maar dat is niet onze opdracht. Onze taak is alleen om op fouten en onbedoelde interpretaties te letten – meer kunnen we ook niet doen in deze allerlaatste fase. De enige ronde die ná die van ons nog komt, is de bespreking in de ministerraad op de vrijdag voorafgaand aan Prinsjesdag.
De inhoud van de Troonrede is de verantwoordelijkheid van de regering. Dat maakt dat er veel meer meespeelt dan de wens om een voor iedereen duidelijke tekst te maken.
Grote lijnen
In de Troonrede bespreekt de koning de plannen van het kabinet voor het komende regeringsjaar. En hoewel dat nieuwe beleid vaak in grote lijnen vaststaat, zijn het juist de details die nog ingevuld moeten worden. Daarom kan nog niet alles er al even concreet in komen te staan. Daar komen veel van die algemene en ook vaak ‘vage’ zinnen vandaan.
Wat ook meespeelt, is dat verschillende politici en ambtenaren van alle ministeries hebben bijgedragen aan de tekst. De zinnen van al die medewerkers moeten in een samenhangend, logisch gestructureerd geheel worden gegoten, in een min of meer consistente schrijfstijl.
De woorden worden zorgvuldig gewikt en gewogen, omdat alle betrokkenen – zowel de ministeries als de verschillende coalitiepartijen – zich erin moeten kunnen herkennen en zich erin vertegenwoordigd willen zien. Ook dat kan ertoe leiden dat sommige passages niet erg concreet geformuleerd zijn.
Plechtige gelegenheid
Los van het complexe schrijfproces leent ook de status van de Troonrede zich niet direct voor een tekst in simpele bewoordingen. De hele ceremonie van Prinsjesdag heeft een plechtig karakter. Dat zie je ook aan alles eromheen: de koets, de troon, de hoogwaardigheidsbekleders.
Het grote publiek kijkt en luistert al jarenlang mee, en de ceremonie is in de loop der jaren een stuk ‘openbaarder’ en toegankelijker geworden, maar de Troonrede blijft in de basis een tekst waarbij de koning de leden van de Eerste en Tweede Kamer toespreekt. Dat zijn ook letterlijk de openingswoorden: “Leden van de Staten-Generaal”.
Lang niet alle Nederlanders vinden het belangrijk dat ze de tekst van a tot z begrijpen. Het is een soort ritueel om de koning in zijn rol van staatshoofd te zien, terwijl hij de volksvertegenwoordigers toespreekt. Daar hoort volgens velen een tekst in plechtige taal bij, en geen tekst op basisschool- of B1-niveau.
Toegankelijker
Overigens is de Troonrede door de jaren heen wel degelijk begrijpelijker en toegankelijker geworden. De zinnen zijn gemiddeld korter geworden, het taalgebruik eigentijdser, en ingewikkelde zinnen vol bijzinnen en tangconstructies zijn er steeds meer uit verdwenen. Zie ook dit artikel van Troonrede-kenner Jaap de Jong uit het januarinummer 2008 van Onze Taal. Er is dus al veel verbeterd.
Eén kenmerk van duidelijke taal is: korte zinnen. Maar als je de Troonrede echt in heel korte zinnen zou herschrijven, zou de tekst als geheel gek genoeg een stuk langer worden. Je moet dan namelijk meer verwijswoorden en signaalwoorden gebruiken, en meer woorden herhalen. Daar wordt de tekst al snel saaier van.
Ook zou je vermoedelijk verschillende begrippen of processen nader moeten uitleggen. Ook dat zou de tekst langer maken. Daar wordt die meestal niet toegankelijker van. Óf je moet juist allerlei nuances eruit halen, en dan verliest de tekst ook weer een deel van zijn boodschap.
Kan het anders?
Een Troonrede op zogeheten B1-niveau zal het in de huidige opzet nooit worden. Daarvoor is het schrijfproces te ingewikkeld en zitten er te veel (politiek gevoelige) nuances in de tekst.
Natuurlijk is het desondanks helemaal niet gek om na te denken over een manier om de Troonrede te vereenvoudigen. Daar wordt ook geregeld onderzoek naar gedaan; zie ook dit nieuwsbericht, dat in aanloop naar Prinsjesdag 2023 werd gepubliceerd.
Als het kabinet plannen heeft voor een (hertaling van de) Troonrede in begrijpelijkere taal, zal Onze Taal daarbij graag advies geven.
Achtergrond
Hoe is het eigenlijk zo gekomen dat Onze Taal helpt bij de Troonrede? Dat lees je in deze artikelen uit 1987 en 1988: ‘Ophef over de Troonrede’, ‘Opnieuw Troonrede’ en ‘Troonrede 1988’.
Ook interessant is de aflevering van de podcast ‘Over taal gesproken’ die in september 2021 aan de Troonrede gewijd was.