Page 16 - OnzeTaal_jan2020_HR
P. 16
Frans en Fins: (voor)spelbaarheid
In geschreven talen hebben de meeste woorden een vas-
te schrijfwijze. Die houdt altijd wel enig verband met de
uitspraak: de letters suggereren bepaalde klanken. Een
goed voorbeeld is het Fins, waar het verband tussen
klanken en letters ijzersterk is. Uitzonderingen zijn
er nauwelijks, zelfs niet bij recente leenwoorden: het
Engelse woord date wordt gespeld als deit (plus een Finse
uitgang). Als je weet hoe je een Fins woord uitspreekt,
weet je ook (vrijwel) precies hoe je het schrijft, en om-
gekeerd.
Maar in veel talen laat de spelling soms, of vaak,
ook iets zien van de geschiedenis. Dat krijg je al zodra
de uitspraak verandert, maar de spelling stabiel blijft.
(De Engelse woorden blood en good rijmden vroeger op
elkaar.) Maar het kan ook een bewuste keuze zijn: de
spellingontwerper wíl graag het verleden laten zien.
Een enigszins extreem voorbeeld daarvan is het Frans.
Een Finstalig kind dat leert schrijven, heeft dat zó
onder de knie, maar een Franstalig kind is er de rest van
zijn leven zoet mee. De spelling van Franse woorden is
namelijk onvoorspelbaar. Sommige klanken, zoals de o,
hebben meerdere schrijfwijzen: denk aan cadeau, bistro
en comme il faut. Veel letters worden niet uitgesproken.
Temps (‘tijd’) en tant (‘zoveel’) klinken hetzelfde, maar
zien er verschillend uit vanwege hun Latijnse voorgan-
gers, tempus en tantus. Lyre (‘lier’) heeft een Griekse y
omdat het uit het Grieks komt. Képi (‘kepie, bepaalde
pet’) is met een k omdat het uit het Duits komt. Enzo-
voort. (Maar colza is met een c, hoewel het van het Klinkt het voorgaande u vrij logisch in de oren, van-
Nederlandse koolzaad stamt. Etymologische spellingen zelfsprekend misschien zelfs? Dan bent u duidelijk geen
zijn nooit consequent.) Noor. Noren spreken in eigen land namelijk altíȷ´d dia-
Het grappige is dat Fransen zowel als Finnen hun lect: met hun Noorse familie en vrienden, ongeacht wel-
keuze vanzelfsprekend vinden. Finnen zien met verbijs- ke andere Noren er nog bij zijn, en met onbekenden, in
tering aan hoe de Franstaligen het zichzelf moeilijk welk deel van het land ze ook zijn. En ook op radio en tv
maken. De meeste Franstaligen zouden gruwen van een spreken ze voortdurend hun eigen, regionale Noors.
spelling die het verleden uitwist. Het hoort nu eenmaal De taalcultuur van Nederland en die van Noorwegen
bij hun taalcultuur. kijken dus duidelijk verschillend tegen de dialecten aan.
Noren waardéren elkaars dialect namelijk. Zelfs de in-
woners van Oslo en omstreken hebben nauwelijks de
In India is een taal pas neiging om andere dialecten grappig of dommig te vin-
den. Natuurlijk komt het een enkele keer voor dat twee
een taal als ze er een Noren elkaar wat moeilijker verstaan. In dat geval pas-
sen ze zich een beetje aan, richting schrijftaal. Maar juist
eigen schrift op na houdt. omdat ze de dialecten zo vaak horen, kunnen ze de ver-
schillen makkelijk aan.
Toch komt zo’n taalcultuur à la norvégienne ook in
het Nederlandse taalgebied voor. In streken waar streek-
talen worden gesproken, van West-Vlaanderen tot Gro-
En wij Nederlandstaligen? Wij hangen er een beetje ningen en van Limburg tot Friesland, maakt men niet
tussenin. De meeste oude woorden spellen we bijna zo zo’n punt van de onderlinge verschillen. Om maar weer
logisch als het Fins (met wat uitzonderingen: ei versus ij, uit eigen ervaring te putten: Limburgers vinden de vari-
au versus ou, en rariteiten als erwt). Maar wie voorstelt atie in lokale dialecten eerder interessant dan irritant.
om leenwoorden te vernederlandsen, krijgt de wind van
voren: kiesj, zowiezo en bebie? Barbaars! Terwijl geen De verschillen van opvatting zijn dus talrijk en diep.
mens meer bezwaar heeft tegen sigaret, kwestie en ritme, Toch is de mensheid het over minstens één talige kwes-
door mijn grootouders nog gespeld als cigaret, quaestie tie roerend eens: de taal verloedert, en dat is de schuld
en rhythme. Ach ja: taalcultuur. Daar valt moeilijk tegen- van de jeugd (of van immigranten, als die er zijn). De
ONZE TAAL 2020 — 1 Noorwegen en Nederland: wanneer dialect? niet klopt. Dat zijn de zogeheten Linguïsten, een kleine
op te redeneren.
héle mensheid? Nee. Eén kleine stam, die verspreid leeft
over de hele aardbol, houdt hardnekkig vol dat dat idee
minderheid die blijft verkondigen dat taal wel verandert,
Ik spreek graag Limburgs, maar ik doe het zelden. Wel
als ik in (Nederlands) Limburg of anderszins onder
maar nooit verloedert. Maar natuurlijk wordt die vrijwel
geheel genegeerd. De taalcultuur van de grote meerder-
Limburgers ben, maar zelfs dan niet altijd. Niet als er
‘Hollanders’ in het gezelschap zijn, want dat is onbe-
leefd. Meestal ook niet als ik in Limburg een interview
De genoemde bijzonderheden van de Afrikaanse en Aziati-
of een lezing geef, want die situatie is enigszins formeel. heid zegt nu eenmaal iets anders.
Alleen op de regionale omroep L1 kan het soms wel. sche taalculturen komen uitgebreider aan bod in het boek
16 Maar meestal spreek ik dus Nederlands. Babel van Gaston Dorren.