“Stilte is een van de grote kunsten van conversatie”, schreef de Romeinse retoricus Cicero. Een onverwachte uitspraak voor een redenaar, want moet een goede spreker niet vooral dát doen: goed spreken? Als je het taalkundige onderzoek naar stilte bekijkt, kun je niet anders dan Cicero gelijk geven. Voor een redenaar, maar ook voor een doorsnee taalgebruiker, blijkt stilte minstens zo betekenisvol als het spreken zelf.
Magie
Thomas van Neerbos is sprekercoach en docent retorica aan de Universiteit van Amsterdam. Ook hij ziet stilte als een van de belangrijkste gereedschappen in de kist van een spreker. “De eerste stilte is die voordat je begint met praten, de ‘op het puntje van je stoel’-stilte. Bij een openingscollege wacht ik altijd tot alle driehonderd studenten vanzelf stil worden. Als dat lukt, heeft het iets magisch, een beetje zoals wanneer in het theater de lichten dimmen. Dat is veel sterker dan wanneer ik eerst een paar minuten ‘ssst’ sta te roepen.”
De bekendste retorische stilte is de stilte achteraf, in de vakliteratuur ‘pause for effect’ genoemd. Die stilte geeft toehoorders de tijd om de boodschap te verwerken, en kan woorden dus beter laten landen. Van Neerbos: “Dan is er ook nog wat mijn studenten de ‘drumroll silence’ zijn gaan noemen: een stilte als spanningsverhogend tromgeroffel voordat je begint met een belangrijke boodschap, om die woorden meer waarde te geven. De rust en het vertrouwen hebben om beide stiltes toe te passen blijkt vaak best moeilijk. Als Eva Jinek een gast iets vraagt, zie je diegene direct reageren, de stiltes opvullen. Maar als je op zo’n moment even stil durft te zijn en peinzend kijkt, dan lijkt je antwoord beter doordacht – en dus waardevoller.”
Wisselpauze
Een stilte laten vallen blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Van Neerbos denkt dat mensen zo graag doorpraten omdat ze bang zijn dat iemand anders er met het woord vandoor gaat. Om die reden proberen sprekers om al te grote gaten na hun zinnen te vermijden.
Tegelijk zijn gesprekspartners voortdurend bezig om niet door anderen heen te praten. Ze letten op de grammatica, zinsmelodie en inhoud van wat anderen zeggen, zodat ze precies kunnen timen wanneer ze hun eigen zin beginnen. Taalgebruikers zijn hier heel goed in, waardoor de stilte tussen twee gespreksbeurten bijzonder kort is: in het Nederlands duurt het gemiddeld maar 108 milliseconden (dus een tiende van een seconde) voordat een gesprekspartner begint te spreken nadat de vorige is uitgepraat. Met nadruk op gemiddeld: soms duurt een wisselpauze langer, maar het komt ook voor dat er per ongeluk wél wat overlap ontstaat – een negatieve stilte dus.
Deze tussenpauzes duren in de ene taal langer dan in de andere. Zo zitten er in het Deens ongeveer 469 milliseconden tussen twee beurten, terwijl die stilte in het Japans gemiddeld maar 7 milliseconden duurt. De variatie op dit gebied levert makkelijk misverstanden op. Voor een spreker van het Japans duurt de Deense stilte bijvoorbeeld veel te lang. Die neemt dan aan dat de Deen slaperig is, of ongeïnteresseerd. Andersom worden sprekers van talen met korte wisselpauzes weleens ervaren als opdringerig en druk – voor een Deen voelt het alsof zo iemand steeds voor diens beurt praat.
Een stilte na de vraag ‘Hoe laat gaat je vlucht?’ is een heel andere stilte dan die na ‘Wil je met me trouwen?’
Logische onderbreking
De neiging om steeds maar door te praten, herken ik. Toen ik taalwetenschap studeerde, moest ik voor een vak een keer een gesprek analyseren dat ik met twee vrienden voerde. Bij het uitschrijven van de opname viel me plotseling op dat ik iedere stilte opvulde met een zenuwachtig giecheltje. Het was niet zo dat ik bang was de beurt te verliezen – ik giechelde ook als mijn vrienden aan het woord waren. Ik was eerder doodsbenauwd dat het gesprek stil zou vallen.
Elliott Hoey onderzoekt dat soort stiltes in gesprekken, en hoe taalgebruikers ermee omgaan. Hij legt uit: “Stilte wordt opgevat als een alternatief voor spreken. Dat wil zeggen dat een taalgebruiker bij een stilte meteen denkt: Wie zou er nu iets moeten zeggen? Wat zou diegene moeten zeggen? En waarom zegt die het dan niet?” Het antwoord op die vragen kan heel praktisch zijn. Iemand komt bijvoorbeeld even niet op het juiste woord. Hoey: “In zo’n geval is een stilte gewoon een logische onderbreking, en zal een gesprekspartner er niet van schrikken. Het hangt er allemaal van af wat er vóór de stilte gebeurde. Een stilte na de vraag ‘Hoe laat gaat je vlucht?’ is een heel andere stilte dan die na ‘Wil je met me trouwen?’ ”
Macht en vertrouwen
Volgens Hoey zijn taalgebruikers heel goed in het interpreteren van stiltes. Ze vullen zelf wel in wat er gezegd had kúnnen worden, en waarom dat niet gebeurt. Sprekercoach Van Neerbos legt uit dat we dat gegeven ook bewust kunnen inzetten in onze taal. “Als ik tegen jou ‘twee plus twee’ zeg, dan denk jij: vier – of je dat nu wilt of niet. En als ik zeg dat ongezonde producten in de supermarkt goedkoper zijn en op ooghoogte liggen, dan snap je dat mensen die dus vaker kopen. Als ik het antwoord of gevolg erbij geef, voel je je een beetje gekleineerd, maar als ik het je zelf laat bedenken, voel je trots. Dat heet het IKEA-effect: je dicht meer waarde toe aan wat je zelf in elkaar hebt gesleuteld, dan aan iets wat kant-en-klaar wordt aangeleverd. Zo’n stilte legt op een vergelijkbare manier macht en vertrouwen bij je publiek.”
Het weglaten van een deel van je boodschap heeft als bijkomend voordeel dat je vervelende informatie niet hardop hoeft te zeggen. Van Neerbos: “Stel dat ik een vriend vertel dat ik later kom op zijn feestje, omdat het regent. Een deel van de onderliggende argumentatie is eigenlijk: ‘Ik vind natte haren erger dan een deel van je feestje missen.’ Maar dat deel vinden we pijnlijk, dus in het gewone taalgebruik laten we dat stuk vaak weg.”
Beleefd
Zo’n anti-pijnlijke stilte wordt door beleefdheidsonderzoekers gezien als het toppunt van fatsoen. Volgens hun theorie proberen sympathieke gesprekspartners altijd te voorkomen dat ze een ander beledigen. Dat kunnen ze doen door extra complimenteus te zijn (‘Je bent zo aardig, jij wilt vast de rekening wel betalen’), of juist door zichzelf kleiner te maken (‘Het spijt me enorm, maar zou jij willen betalen?’). Maar het allerbeleefdst is natuurlijk om het onbeleefde stukje van je verhaal compleet te verzwijgen (‘Goh, ik heb geen geld bij me ...’).
Toch moet je hiermee oppassen, want ook op beleefdheidsgebied bestaan grote taal- en cultuurverschillen. Zo zou een stilte als antwoord op een huwelijksaanzoek in het Japans ‘ja’ betekenen (wie zwijgt, stemt toe), maar in het Igbo (een taal uit Nigeria) juist een afwijzing zijn. Iets om even te controleren vóór je de ring uit je borstzakje trekt.
Grootsheid
Stilte blijkt dus van alles te kunnen betekenen, net als taal die wél geluid maakt. De stilte mag dan ook wel wat meer waardering krijgen, vindt Van Neerbos. “Stilte creëert een soort grootsheid voor de woorden eromheen. De woorden die je weglaat, mogen mensen zelf in- en aanvullen, waardoor je juist in de stilte contact maakt.”
Een passende boodschap, zo tegen het einde van het jaar. Mijn goede voornemen is in ieder geval om haastig geklets en nerveus gegiechel wat vaker achterwege te laten. Doet u mee? Dan kunnen we in die heerlijke stilte lekker de Onze Taal lezen ...
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het themanummer over stilte kreeg je cadeau.