Mark Rutte zwaait af
Wie herinnert zich niet het “Toch?” van Jan Peter Balkenende nadat hij had opgeroepen tot een VOC-mentaliteit, of de barokke zinnen van Dries van Agt? De taal van Ruud Lubbers liet zelfs een bijvoeglijk naamwoord na dat Van Dale heeft gehaald: lubberiaans betekent volgens het woordenboek ‘wollig’.
Rutteaans (of ruttiaans) kent Van Dale nog niet. Toch is het de afgelopen jaren wel gebruikt, niet in de laatste plaats door Mark Rutte zelf, toen hij tijdens een persconferentie in 2017 zo de term supergaaf aanduidde. Inderdaad is dat een kenmerkend woord voor de man die vorig jaar de langstzittende premier uit de Nederlandse geschiedenis werd: ontspannen, optimistisch, passend bij de generatie van Rutte, opgegroeid in de jaren tachtig. En tegelijkertijd ook een wat nietszeggend woord.
Meeuwen
Ruttes taalgebruik heeft in de loop van de tijd de aandacht getrokken van experts. De taalkundige Siemon Reker schreef op zijn weblog tot ruwweg 2017 ruim honderd stukjes over vooral het opvallende woordgebruik van de premier (van “aangelegen punt” tot “winstwaarschuwing”). En eerder dit jaar publiceerde de Amsterdamse leraar Nederlands Robbert Wigt een mooi boek over “de overtuigende taal” van de nu aftredende premier, onder de titel – jawel – Supergaaf.
Rutte was meer een man van de dialoog dan van de monoloog. Politieke boeken heeft hij, anders dan veel andere politieke leiders, nooit geschreven, en mondeling was zijn instrument eerder het debat of het gesprek dan de toespraak. Weliswaar won Rutte eind 2020 de titel Taalstaatmeester van het jaar van het radioprogramma De Taalstaat vooral voor zijn televisietoespraken in de coronacrisis, maar zelfs daar zaten elementen in van een gesprek. De meeste indruk maakte misschien wel de manier waarop Rutte tijdens de toespraak in december 2020 even verwees naar demonstranten die buiten op potten en pannen sloegen: “Zij denken dat we nog te maken hebben met een onschuldige griep.” Tijdens de eerste persconferentie erna lichtte hij toe dat hij het had gedaan “omdat u zelf ook wel doorhad dat het niet de meeuwen waren die soms rond het Torentje vliegen”.
Zijn instrument was eerder het debat of het gesprek dan de toespraak.
Pleur op
Het bekendste debatje dat Rutte ooit gehouden heeft, was met PVV-leider Geert Wilders tijdens de Algemene Beschouwingen van 2011. Het was de tijd van het eerste kabinet-Rutte, waaraan de PVV zogeheten ‘gedoogsteun’ gaf. PVV-Kamerlid Raymond van Roon had de Turkse president Erdoğan “een islamitische aap” genoemd. “Doe eens normaal, man!”, zei Wilders toen Rutte daar afstand van nam. “Doe lekker zelf normaal!”, zei Rutte onmiddellijk en zonder een spier te vertrekken.
De gemeenzame toon die de premier daar aansloeg, wekte in sommige kringen in 2011 nog enige wrevel, en in 2016 zou Rutte zelf tegenover het Jeugdjournaal erkennen dat hij te weinig “officieel en deftig” was geweest. Toch is die uitspraak kenmerkend voor zijn stijl, in het spontane karakter, in de oproep tot ‘normaal zijn’ en juist ook in de afwezigheid van ‘officieel en deftig’ taalgebruik. Het werd bij Mark Rutte tegelijkertijd nooit écht plat. In ieder geval niet platter dan toen hij in 2016 in het tv-programma Zomergasten “Pleur op” zei over Turkse Nederlanders die zich de avond tevoren bij demonstraties agressief hadden gedragen. Rutte zei erbij dat de uitdrukking ‘plat Haags’ was, maar er zijn uitdrukkingen die hetzelfde betekenen en veel platter zijn. Ruttes taal was ‘normaal’: niet stijf maar ook nooit over de rand.
Sms’je
Maar nog sterker dan in het debat was Rutte misschien wel in de gewone conversatie. De vele overleggen die hij buiten het oog van de camera voerde, kennen we natuurlijk niet (insiders zeiden dat hij ook echt ruzie kon maken), maar hij lijkt er zijn politieke voor- en tegenstanders steeds mee te hebben ingepakt. Wél voor de camera viel gemakkelijk te zien hoe hij met ‘normale’ Nederlanders op straat en op terrasjes moeiteloos gesprekjes aanknoopte. De laatste jaren werd dat goede humeur soms door cabaretiers als Arjen Lubach ook wel tegen hem gebruikt: zijn neiging om ondanks alle schandalen en schandaaltjes die zijn regering inmiddels ook begonnen aan te kleven, handen schuddend en ‘hoi-hoi!’ roepend door het leven te gaan. Maar vermoedelijk zal Rutte veel mensen – los van wat ze over zijn beleid denken – ook bijblijven als een vrolijke man, niet van de straat, maar ook niet geneigd om al te ‘officieel’ of ‘deftig’ te praten.
Die voorkeur voor het gesprek boven de toespraak kun je bovendien verbinden aan Ruttes kijk op de politiek. “Visie is een olifant die het zicht belemmert”, zei hij in 2013. Hij was wars van grootse vergezichten zoals je die in toespraken, lange beleidsnota’s of boeken zou neerleggen en geloofde meer in het onderling regelen van de zaken tussen mensen. De beroemdste schriftelijke vorm waarvan Rutte zich uiteindelijk bediende, was het sms’je.
Gewiekstheid
In Supergaaf laat Robbert Wigt zien dat Rutte tijdens interviews een meester was in het suggereren van grote duidelijkheid, simpelweg door de hele tijd woorden als duidelijk, precies en openhartig te gebruiken. Dat wat hij daarna zei helemaal niet zo duidelijk, precies of openhartig was, viel daardoor alleen de beste luisteraars op. Rutte wist mist te verspreiden die eruitzag als een strakblauwe hemel.
Ook bij het beantwoorden van vragen zette hij de zaken naar zijn hand, vertelde de Leidse retoricus Jaap de Jong in 2020 aan de redactie van Nu.nl. Bijvoorbeeld door zo’n vraag in stukjes te hakken: “‘Even afpellen’, zegt hij dan. Vervolgens beantwoordt hij de door hem gecreëerde vragen in een door hem gekozen volgorde. Hij kan zo het lastige deel wegmoffelen en het andere met bravoure beantwoorden.”
Dat is misschien dan een van de minder gunstige erfenissen van het ruttiaans: het afpellen van vragen is inmiddels een betreurenswaardige gewoonte worden, ook bij andere politici. Die gewiekstheid met taal heeft uiteindelijk ook problemen elegant onder de mat geschoven en zelfs nieuwe problemen laten ontstaan. Benieuwd hoe een volgende premier ons daaruit gaat praten.
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het september/oktobernummer (2023) van Onze Taal kreeg je cadeau.