Bijna iedere Engelsman (-vrouw, -persoon) die ooit met Nederlanders heeft moeten communiceren, heeft een mening over die communicatie: Nederlanders zijn ontstellend direct. Dat weten Nederlanders ook van zichzelf.
Toch vraag ik me af of er niet een en ander verloren gaat in de vertaling. Wij vinden het weliswaar normaal om te zeggen wat we denken, maar we dekken onze mededelingen wel in met verzachtende woorden. ‘Ik zou nu misschien toch wel eens een keertje aanstalten willen maken’ is de voorzichtige manier om te zeggen: ‘NU. WEG.’
Aan de andere kant wordt naar aanleiding van de indirectheid van de Engelsen vaak genoemd dat ze kunnen opperen: ‘Let’s have lunch sometime’, terwijl ze dan eigenlijk bedoelen: ‘Laten we elkaar nooit meer zien.’ En ja – dit is indirect, maar als je de code kent, is het juist bijzonder direct. Ik kan me in ieder geval niet voorstellen dat je wéét dat de ander je begrijpt, en dat je dan toch nog over een (fictieve) lunch durft te beginnen.
Maar goed, dat is misschien mijn Nederlandse blik, dus ik vroeg mijn Engelse studenten om voorbeelden van Nederlandse directheid. Een van hen stak meteen haar hand op en vertelde over een brainstormsessie die ze had meegemaakt met Nederlandse studenten tijdens haar buitenlandjaar. Zij had een idee geopperd, waarop een van haar medestudenten meteen had gezegd: “Nee, dat gaan we niet doen.” Dit was in Engeland ondenkbaar geweest, zo vertelde ze. En ik moest toegeven dat ik dat “Nee, dat gaan we niet doen” best normaal vond.
Een andere student vertelde dat je in Engeland beleefd hoort af te slaan als iemand je aanbiedt om je naar het station te brengen. Pas als het aanbod voor de tweede keer wordt gedaan, mag je toehappen. In Nederland had deze student die beleefdheidsvorm in acht genomen, waarna de Nederlander met de auto na de eerste “Nee dank je” zei: “Oké, tot morgen dan!” En de student bleef achter met de vraag: hoe kom ik nu bij het station?
Alsjeblieft!
Deze column uit het maart/aprilnummer (2024) van Onze Taal kreeg je cadeau!