Het gezinsgesprek ging over reizen en het klimaat. “Ik vind het geen probleem om weinig te vliegen”, zei ik. “Ik heb ook helemaal geen behoefte om naar de Oriënt af te reizen. Er is genoeg moois te zien in Europa.”
Koeiige blikken van mijn jongens. “De Oriënt?”, vroeg de jongste (achttien jaar en vwo-diploma). “Wat is dat?” Ik zuchtte. “Het Oosten”, antwoordde ik. “En dan niet Overijssel of zo, nee, het Vérre Oosten. China, Japan ...”
“Waarom zég je dan niet gewoon ‘het Verre Oosten’?”, riepen ze in koor. Ja, waarom niet? “Nou, omdat Oriënt het eerste woord was dat in me opkwam. Het is een heel gewoon woord, hoor. Ja, wel een tikje eurocentrisch misschien, met duidelijke koloniale connotaties. Want wat voor ons het oosten is, is voor die lui in het oosten juist voor een deel het westen.”
Ze knikten aarzelend. “Nu ik jullie tóch heb”, vervolgde ik. “Oriënt komt van het Latijnse orire, dat ‘stijgen’ betekent. De rijzende zon, snap je? De zon komt op in het oosten. En wij, het westen, heten de ‘Occident’. Het Avondland dus. Want ...”
Nog meer koeiige blikken. Maar nu zou ik ze krijgen ook. “Zand erover”, zei ik. “Wat ik dus wilde zeggen: ik hoef niet zo nodig naar de Oriënt. Ik hoef zelfs niet naar de Levant of de Maghreb.”
Mijn jongens keken elkaar aan en vervolgens naar mij. “De Levant?”, lachte de een. “De Maghreb’?!”, gierde de ander. “Nu verzín je gewoon wat, hè mama? Wat krijgen we nog meer? De ‘Fribbeldap’? De ‘Oswint’? Kom op, zeg ... Geef toe dat je alles uit je duim zuigt.”
Ik haalde diep adem voor een uitleg. Levant en Maghreb zijn juist zulke mooie woorden; die mogen toch niet verloren gaan? Of ben ik nou een aansteller? Of erger nog: hadden mijn jongens gelijk, en had ik alles maar verzonnen?
Alsjeblieft!
Deze column uit het januari/februarinummer (2023) van Onze Taal kreeg je cadeau.