werkwoord | betekenis | onvoltooid tegenwoordige tijd |
onvoltooid verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zaalhockeyen | zaalhockey spelen | ik zaalhockey, jij/hij zaalhockeyt | jij/hij zaalhockeyde | gezaalhockeyd |
zandsurfen | op een soort surfplank vanaf een zandduin naar beneden glijden |
ik zandsurf, jij/hij zandsurft |
jij/hij zandsurfte/ zandsurfde | gezandsurft/ gezandsurfd |
zappen | van tv-zender naar tv-zender schakelen ('kanaalzwemmen') | ik zap, jij/hij zapt | jij/hij zapte | gezapt |
zenderhoppen | zie zappen | ik zenderhop, jij/hij zenderhopt | jij/hij zenderhopte | gezenderhopt |
zerofillen | alle data op een computerschijf overschrijven | ik zerofill, jij/hij zerofillt | jij/hij zerofillde | gezerofilld |
Ook mogelijk, en in de officiële spelling alleen juist: | ik zerofil, jij/hij zerofilt | jij/hij zerofilde | gezerofild | |
zippen | bestanden kleiner maken, comprimeren | ik zip, jij/hij zipt | jij/hij zipte | gezipt |
zoomen | fotograferen met een zoomlens; het beeld dichterbij halen | ik zoom, jij/hij zoomt | jij/hij zoomde | gezoomd |