Er zijn verschillende verklaringen bedacht voor de herkomst van dat ham. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) zegt bijvoorbeeld: “Dat het tweede lid eene verbastering van een ander woord of suffix zou zijn, en de spelling boteram (die inderdaad reeds in de oudste voorbeelden gevonden wordt) derhalve oorspronkelijker zou zijn, is niet te bewijzen en ook niet waarschijnlijk.” Verder zou volgens het WNT nader onderzocht moeten worden of er een verband is tussen ham in boterham en ham in de betekenis ‘brok, homp’.

De etymologische woordenboeken van De Vries en De Tollenaere en van Van Dale vermelden beide dat ham waarschijnlijk oorspronkelijk de betekenis ‘hoek aangeslibd land’ had. De betekenis van boterham zou dan oorspronkelijk zijn: ‘brok, kluitje boter’. De betekenis ‘snede brood’ zou daar later uit zijn ontstaan. De Vries en De Tollenaere geven echter ook aan dat de oorspronkelijke betekenis ook ‘beboterd stuk brood’ kan zijn. 

In het Etymologisch woordenboek van het Nederlands (EWN) staat: “Voor het tweede deel van de samenstelling is geen bevredigende etymologie te vinden. Er wordt wel gedacht aan een woord ham(me), am(me) dat in Kiliaan (1599) voorkomt in de betekenis ‘afgesneden stuk eten’. De herkomst daarvan is echter onbekend. De spelling met -h- kan evenwel ook op volksetymologie berusten.”

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail