Waarom ‘poes’ makkelijker is dan ‘soep’
Psychologen denken dat de menselijke geest een simpel telraam is. Zoals in dit nieuwe artikel in PLOS, waarin drie Franse psychologen ingaan op de vraag waarom kinderen woorden zoals poes eerder leren uitspreken dan woorden als soep.
Het artikel laat vooral zien waarom het een ramp is als we de taal overlaten aan de psychologen: ze willen er niets van begrijpen, ze willen alleen maar tellen.
Het verschil waar het om gaat is tussen klanken als p, die met de lippen gemaakt worden (labialen), en klanken die bij de tanden gemaakt worden (coronalen) zoals de s. (Franse) kinderen leren woorden met de vorm labiaal-coronaal (poes) sneller dan woorden van de vorm coronaal-labiaal (soep). Een deel van het artikel is gewijd aan manipulaties met een telraam om te laten zien dat dit het geval is.
Prachtig. Maar hoe begrijpen we dit nu? Helaas komt ook daar weer het telraam aan te pas, dat in dit geval vaststelt dat er meer Franse woorden zijn met de vorm labiaal-coronaal dan met de vorm coronaal-labiaal. Einde verklaring: kinderen leren labiaal-coronaal het eerst omdat dit nu eenmaal het meest voorkomende type woord is.
Deze verklaring is teleurstellend en aantoonbaar onjuist. In de eerste plaats verschuift hij eigenlijk alleen maar het probleem: waarom zijn woorden van de vorm labiaal-coronaal relatief frequenter? Dat blijft in het werk van deze psychologen volkomen onverklaard, waarschijnlijk omdat ze niet weten hoe het 'wetenschappelijk' – dat wil zeggen: met een telraam – benaderd kan worden.
Bovendien geldt dit niet alleen voor het Frans: sinds het proefschrift van Clara Levelt (bijna twintig jaar oud) weten we dat Nederlandse kinderen dezelfde volgorde volgen als Franse. Bovendien laat Levelt zien dat het onderdeel is van een algemener patroon: in een bepaald stadium van hun ontwikkeling hebben kinderen een voorkeur om woorden uit te spreken die van voor naar achter in de mond gaan. Ze zeggen bijvoorbeeld ook al wel tak, maar nog geen kat: de [t] maak je bij je tanden, de [k] bij je zachte verhemelte (velaar).
Die voorkeur komt ook in de volwassen taal nog voor. De klank ng vinden we niet aan het begin van het woord en wel aan het eind. De door Levelt ontdekte voorkeur voor van voor naar achter verklaart dus tegelijkertijd de manier waarop kinderen te werk gaan én de statistiek van de woordenschat. Een psycholoog houdt er niet van – er wordt niet naar Levelts werk verwezen in dit artikel, hoewel dat toch niet onbekend is –, maar ik vind dat een stuk bevredigender dan maar een beetje zitten tellen.
(De Nederlandse syntacticus, semanticus en historicus van de taalkunde Pieter Seuren is onlangs een weblog begonnen. In zijn eerste blogpost uitte hij ook al bezwaren tegen het blinde geloof in statistiek in de taalwetenschap.)
Dit artikel is eerder gepubliceerd bij Neder-L.