Van Korea naar Nederland
Ieder jaar weer zijn er duizenden mensen die Nederlands leren als tweede of derde taal. Dat valt niet altijd mee, want het Nederlands is niet voor iedereen even makkelijk. En sommigen van die ‘nieuwtalers’ verwonderen zich zó over onze taal, dat ze erover gaan schrijven – zoals de Ier Cuey-Na-Gael, honderd jaar geleden. Onlangs kreeg hij navolging van de Zuid-Koreaan Vinnie Ko, die in 2009 als student naar Nederland kwam. Hij leerde Nederlands, en schreef hierover op de website van De Groene Amsterdammer. Stukjes over ons soms onbegrijpelijke voorzetselgebruik, over het moeilijke woordje er en over de uitspraakproblemen die het Nederlands hem opleverde. Zijn beschouwingen zijn nu gebundeld in Met hartelijke groente. Alle reden voor een kort interview.
* Wat heeft je doen besluiten naar Nederland te komen?
“Na de middelbare school besloot ik opeens dat ik geen wiskunde wilde studeren, maar psychologie. Maar met mijn bèta-pakket kon dat niet aan een universiteit in Zuid-Korea. Het zou me een extra jaar gekost hebben om van profiel te veranderen en dat zag ik niet zitten. Ik kwam erachter dat de Rijksuniversiteit Groningen een Engelstalig bachelorprogramma psychologie heeft,. en daar werd ik wél toegelaten met mijn bèta-profiel. Zo ben ik in Groningen terechtgekomen. Later ben ik overigens toch weer overgestapt op wiskunde.”
* Je hoefde als internationale student niet per se Nederlands te leren. Waarom ben je toch op les gegaan?
“Binnen de studie psychologie en in mijn internationale studentenhuis hoefde ik geen woord Nederlands te spreken. Maar op een dag besefte ik dat ik in een afgesloten sociale luchtbel leefde. Ik was fysiek in Nederland, maar ik ging alleen met buitenlandse studenten om en ik wist heel weinig over Nederlandse cultuur. En dus ging ik op Nederlandse les.”
* Wat was het grootste struikelblok in het Nederlands?
“Het woord er en de lidwoorden vond ik lastig. Er is een uniek woord/concept in het Nederlands dat ik nog niet kende vanuit het Koreaans of Engels. Als je in het Engels wordt gevraagd ‘How many bananas do you have?', dan kun je antwoorden ‘I got two.’ Maar in het Nederlands wordt dat ‘Ik heb er twee.’”
“En de lidwoorden. In het Koreaans worden (zoals bij veel Aziatische talen) heel weinig lidwoorden gebruikt. In het Nederlands is het extra lastig om dat er twee varianten zijn: de en het. En er zit geen enkele logica achter welk woord een de-woord is en welk woord een het-woord is. Bijvoorbeeld is het nou ‘de potlood’ of ‘het potlood’. Ik moest het gewoon per woord onthouden.”
* Je schrijft dat je de b en de v moeilijk uit elkaar kon houden. Waren er nog meer klanken waar je speciaal moeite mee had?
“In het begin had ik ook moeite met het verschil tussen ie en ee. Ik hoorde geen verschil tussen mier en meer, of tussen nier en neer.”
* Omdat je moeite had met de b en de v, maar ook met ie en ee, hoorde je dan ook geen verschil tussen vier en beer?
“Nee. Ik weet niet waarom, maar daar had ik geen moeite mee.”
* Je schrijft in een van de columns dat het verwarrend is dat het Nederlands voorwerpen kan laten ‘zitten’, ‘staan’ of ‘liggen’ (‘het boek ligt op tafel’, ‘het boek staat in de kast’), terwijl ‘zijn’ misschien handiger zou zijn (‘het boek is op tafel/in de kast’). Gebruikt het Koreaans alleen zijn in dat soort gevallen?
“Ja, in dat opzicht is Koreaans een eenvoudige taal. Wacht. Er schiet me nu één object te binnen dat wel kan staan. In het Koreaans kun je als uitdrukking zeggen dat een penis ‘staat’. Maar dan ‘staat’ hij echt, snap je?”
* Als een Nederlander Koreaans zou leren, wat zouden dan voor haar of hem de grootste struikelblokken zijn?
“Dat de penis het enige object is dat kan staan? Nee, grapje.
In het Nederlands kun je variëren met je/u om respect te tonen en dat is ongeveer de enige mogelijkheid die er is. Maar in het Koreaans heb je veel meer gereedschappen die je uit de kast kunt halen. Er zijn bijvoorbeeld aparte je- en u-vormen voor zelfstandige naamwoorden en werkwoorden.”
* Zou een Nederlander zich in Korea goed in het Engels kunnen redden? Zijn er (in de steden) veel mensen die Engels spreken?
“Ja en nee. De meeste jonge mensen, vooral in de hoofdstad Seoul, spreken een beetje Engels, maar niet heel goed. Ze zijn wel heel behulpzaam. Een (Nederlandse) vriendin van me ging een paar jaar geleden naar Seoul. Als ze om hulp vroeg, opende iedereen meteen Google Translate op zijn smartphone. Koreanen zijn misschien niet heel goed in talen, maar ze zijn wel gek op nieuwe technologie.”
* Blijf je in Nederland?
Ik vind het nog steeds fijn om in Nederland te zijn, maar op mijn leeftijd is het belangrijker om eerst meer van de wereld te zien. Ik wil blijven groeien. Dit was voor mij ook dé reden om mijn fulltimebaan op te zeggen en een boek te gaan schrijven.
Toen mijn manuscript bijna klaar was, besloot ik naar Noorwegen te gaan. Daar werk ik aan de universiteit van Oslo als promovendus in wiskundige statistiek. Ik ben nu Noors aan het leren en vanaf volgend academisch jaar moet ik colleges in het Noors kunnen geven.
* Is het Noors makkelijker omdat je nu Nederlands kent?
Ja en nee. Als je Nederlands kent, is de leercurve voor Noors behoorlijk steil in het begin. Maar zodra je gevorderd bent, werkt het Nederlands ook als nadeel.
Toen ik Nederlands leerde, was ik helemaal blanco en was alles nieuw voor me. Bij Noors leer ik weinig nieuwe dingen, maar wel veel dingen die net een beetje anders zijn. Dat maakt het soms erg verwarrend. Ik schreef bijvoorbeeld in mijn huiswerk: “Jeg lurte meg på om han kan komme hjem i dag” (letterlijke vertaling: ‘Ik vroeg me af of hij naar huis kan komen vandaag’). Maar dat is fout, want in het Noors is de constructie anders: “Jeg lurte på om han kan komme seg hjem i dag” (letterlijke vertaling: 'Ik vroeg af of hij zich naar huis kan komen vandaag').
Dit probleem komt ook in de andere richting voor. Ik maak nu fouten in het Nederlands die ik vroeger niet maakte, zoals: “Mag ik u over iets vragen?” Wat letterlijk vertaald is uit een Noorse zin: “Kan jeg spørre deg om noe?”
Vinnie Ko's boek Met hartelijke groente is te koop in de webwinkel van Onze Taal.
• Raymond Noë