Niet in het minst
Gisteren werd bekend dat J.L. Heldring (94), de grand old man van de Nederlandse (taal)columnistiek, ermee ophoudt: vanavond staat zijn laatste column in NRC Handelsblad. Volgens de berichten houdt hij ermee op omdat de 'inspiratie' op is.
Heldring schreef al jarenlang niet meer over taal, maar lange tijd besteedde hij in zijn rubriek regelmatig aandacht aan het onderwerp. Zoals dat in de vaderlandse journalistiek nog steeds een beetje geldt, betekende aandacht voor taal daarbij eigenlijk alleen: aandacht voor taalfouten. Heldrings laatste taalstukje dateert van veertien jaar geleden en staat nog op het internet.
Heldring hanteerde in zijn strijd tegen taalfouten een argument dat je tegenwoordig niet vaak meer hoort: (sommige) taalfouten zouden vooral signalen zijn van fout denken. Het zou niet de taalfout zelf zijn waar Heldring over viel, maar de slordige redenering erachter. Tegenwoordig is het bezwaar vaker dat een taalfout de lezer in verwarring brengt, of eventueel beledigt. Taal is volgens die redenering primair een communicatiemiddel. Heldring hoorde tot een kennelijk inmiddels wat verouderde school die taal vooral zag als een instrument om mee te denken.
Ik herinner me van die stukjes van Heldring twee dingen: hoe boos taalkundigen erover werden — ik weet nog dat Hans Bennis een keer tijdens een college in Leiden in woede uitbarstte toen iemand Heldrings naam noemde, vanwege 's mans ondeskundige gemopper — en dat de stukjes heel vaak gingen over het verschil tussen niet het minst en niet in het minst. Zelfs in zijn laatste stukje kwam hij erop terug:
En om allerlei redenen, niet in het minst door de ontdekking van boodschapper RNA als drager van de genetische code, dacht men dat het om RNA moest gaan (uit een diesrede). Dus die ontdekking heeft helemaal niet (= niet in het minst) bijgedragen tot die gedachte? Of was hier bedoeld: niet het minst (= vooral, niet in de laatste plaats)?
Ongeveer in dezelfde tijd dat Heldring zijn laatste taalcolumn schreef, werd Hans Bennis directeur van het Meertens Instituut, waar hij nu al dertien jaar mijn baas is. En toch denk ik iedere keer als ik niet (in) het minst gebruik, even aan J.L. Heldring.
Marc van Oostendorp