Ksst!: het lokken en wegjagen van dieren
Wat kan er nu interessant zijn aan de manier waarop we dieren lokken of juist wegjagen? Taalwetenschappers hadden er nooit veel aandacht voor. Maar nu de eerste onderzoeken voltooid zijn, smaakt het naar meer.
Tekst: Erica Renckens / Illustraties: Josje van Koppen
Beeldt u zich eens in dat u buiten op een bankje zit te genieten van een heerlijk broodje, en dat er dan een kip komt die probeert een graantje mee te pikken. U wilt uw lunch graag ongestoord nuttigen, dus u jaagt het dier met woord en gebaar weg. Wat zegt u dan? ‘Ksst’? ‘Sssjoe’? Wat het ook is, de kans is groot dat er een sisklank in voorkomt, zo blijkt uit onderzoek van Mark Dingemanse. Deze Nijmeegse taalkundige ontdekte dat mensen overal ter wereld kippen verjagen met een woord dat deze klank bevat.
“Ik liep er eigenlijk toevallig tegenaan tijdens mijn veldwerk in Akpafu-Mempeasem, een bergdorpje in Oost-Ghana”, vertelt Dingemanse. In totaal bracht hij daar anderhalf jaar door om onderzoek te doen naar het Siwu, de taal van het Mawu-volk. “Ik maakte daar veel opnames van alledaagse situaties en werkte aan een woordenboek. Omdat ik zo volledig mogelijk wilde zijn, schreef ik ook het woord op waarmee de Mawu kippen wegjagen: sjoewè. Toen viel me op dat de vertaling in het Engels, shoo, ongeveer hetzelfde klinkt: ‘sjoe’, hoewel die talen totaal niet aan elkaar verwant zijn. Dan gaat er bij mij een lampje branden: hier is meer aan de hand.”
Randen van taal
Het duurde vervolgens een paar jaar voordat de onderzoeker in de gelegenheid kwam hier verder in te duiken. “Met een paar collega’s werkte ik aan een publicatie over hoe mensen elkaar ‘rekruteren’ met taal. Hoe krijg je dingen van elkaar gedaan? Het patroon daarbij is dat iemand iets doet of zegt, waarna een ander als reactie daarop iets doet. Ik realiseerde me ineens dat dat precies is wat er met die kippen gebeurt: iemand zegt ‘sjoewè’, en de kip gaat weg. Ik vind het interessant om zo de randen van taal op te zoeken.”
Dingemanse dook in een grote verzameling grammatica’s en woordenboeken, op zoek naar woorden in andere talen om kippen mee te verjagen. “Kippen vind je over de hele wereld, dus áls je al een dergelijk woord vindt, gaat het meestal over kippen of ander gevogelte. Maar als taalwetenschapper word je absoluut niet opgeleid om dit soort dingen op te merken – laat staan om ze op te schrijven, dus ik was erop voorbereid er weinig te vinden. Uiteindelijk viel de opbrengst me toch mee.” Hij vond een dergelijk woord in zeventien talen uit elf verschillende taalfamilies.
(tekst gaat door onder de illustratie)
Irritant geluid
Hoewel de wegjaagwoorden in al die talen allemaal vergelijkbaar klinken, lijken de woorden voor kip in die talen niet op elkaar. Dat wijst erop dat de wegjaagwoorden waarschijnlijk niet uit andere talen zijn overgenomen – dat zou dan immers ook met het woord voor kip zijn gebeurd. “De talen zijn onafhankelijk van elkaar tot ongeveer hetzelfde wegjaagwoord gekomen, steeds met een sisklank”, stelt Dingemanse. Onderzoek van Nieuw-Zeelandse psychologen uit 1993 laat zien dat die uitkomst niet toevallig is. Uit hun experimenten bleek dat kippen hoge witte ruis een erg irritant geluid vinden (ongeveer het geluid van een tv die geen ontvangst heeft). De s-klank komt daar in spraak het dichtst bij in de buurt en is dus uitermate geschikt om de dieren mee weg te krijgen.
‘Convergente culturele evolutie’, zo noemt Dingemanse het proces waarbij verschillende culturen onafhankelijk van elkaar tot hetzelfde gebruik komen. Eerder gebruikte hij deze term al in zijn onderzoek naar het woordje huh?, waarmee hij in 2015 de Ig Nobel-prijs won – een jaarlijkse prijs voor onderzoek dat je eerst aan het lachen maakt en dan aan het denken zet. In dat onderzoek liet hij met collega’s zien dat huh? een universeel woord is dat overal ter wereld ongeveer hetzelfde klinkt.
“Verschillende gemeenschappen die niet aan elkaar verwant zijn, kunnen een vergelijkbare communicatieve behoefte hebben, zoals het ophelderen van iets onduidelijks of het wegjagen van een kip”, legt Dingemanse uit. “Gestuurd door een bepaalde beperking kom je dan tot hetzelfde optimale eindresultaat. Bij huh? is die beperking de tijdsdruk: een gesprek gaat snel, dus heb je weinig tijd om bij te sturen. Bij kippen is hun gehoor de gemeenschappelijke beperking. Andere woorden werken wellicht ook wel om de kip te verjagen, maar woorden met een sisklank zijn daarvoor net wat succesvoller en hebben dus meer kans om te overleven.”
Poezen
Werken die woorden met een sisklank alleen bij kippen? “Wellicht zijn zulke woorden ook bruikbaar om andere dieren weg te jagen, maar tot nu toe heb ik alleen data voor kippen verzameld. Daarvoor hebben we nu het biologische verhaal rond”, aldus Dingemanse. Hij denkt dat de sisklank ook voor andere dieren gebruikt zal worden, maar wijst erop dat andere klanken ook mogelijk zijn. “In het Siwu gebruiken ze bijvoorbeeld een ander woord, kai, om geiten te verjagen.”
In een vervolgonderzoek zou de onderzoeker graag de wegjaagwoorden voor de poes onder de loep nemen. “Die vind je ook overal ter wereld en die worden ook vaak weggejaagd – maar ook juist vaak gelokt. Daarvoor verwacht ik dan ook interessante wegjaagwoorden én lokwoorden.”
Over het lokwoord voor een kip durft Dingemanse op basis van het onderzoek van de Nieuw-Zeelandse psychologen wel een voorspelling te doen: “Uit dat experiment bleek dat kippen herhaalde geluidjes fijn vinden, dus ik verwacht dat lokwoorden voor kippen herhalingen bevatten.”
Sliepuit!
Die voorspelling sluit aan bij recent verkennend onderzoek naar lokwoorden voor katten in Nederlandse streektalen, uitgevoerd door onderzoekers van het Meertens Instituut. Alain Corbeau en Gertjan Postma gingen daar door de online Woordenbank van de Nederlandse Dialecten en door de eigen digitale Kaartenbank heen, op zoek naar lokroepen voor dieren. Corbeau: “In de woordenboeken staat helaas meestal niet of je het woord kunt verdubbelen of dat je het met een bepaalde toon uitspreekt. Daar hadden we wel verwachtingen over, dus hebben we – ook om niet blind te varen op onze eigen vooroordelen – opnames gemaakt met een proefpersoon.” Die bleek het lokwoord inderdaad regelmatig te verdubbelen: poes, poes.
Corbeau en Postma vonden veel verschillende roepwoorden per dier en per streek, zoals blijkt uit de illustratie hieronder. Soms komt hetzelfde roepwoord meerdere keren voor, gericht op verschillende dieren. “Kuus bijvoorbeeld, voor zowel koeien als varkens”, aldus Corbeau. “Dat blijkt afkomstig van twee verschillende woorden: van koe en van keu (dat ‘big’ betekent). Bij de andere woorden voor verschillende dieren konden we zo’n verklaring niet vinden, dus zijn we verder gaan kijken naar de data.”
(tekst gaat door onder de illustratie)
In de geluidsopnames viel hun vooral het verloop in de toonhoogte van de lokroepen op. Postma: “Daarin kwam steeds een zogeheten vallende kleine terts terug. Dit interval wordt veel gebruikt in de muziek, en je hoort hem ook veelvuldig terug in de natuur, bijvoorbeeld in het geluid van de koekoek. De tweede toon is daarbij lager dan de eerste, maar hoger dan je zou verwachten bij normale spraak. Het klinkt hetzelfde als een plaagroep als ‘Sliepuit!’ Die heeft in alle talen zo’n vallende kleine terts; dat is universeel.”
Eigennaam
In lokroepen als ‘Póés, poes, poes’ hoor je zo’n vallende terts; het eerste poes spreek je hoger uit dan de twee volgende, vertelt Corbeau. “Maar het vallende interval kan bij roepwoorden ook over een gerekte klinker plaatsvinden, zonder herhaling: ‘póé-oes’.”
Als we een dier met zijn eigennaam lokken, herhalen we die naam niet, zo constateerden de onderzoekers. Corbeau: “Daarbij hoorden we juist alleen de rekking, bijvoorbeeld ‘Mì-hik’. Je kunt wel zeggen ‘Póés, poes, poes’, maar niet ‘Mík, Mik, Mik.’”
Lokken met het roepwoord is dus iets anders dan met een naam, concluderen Corbeau en Postma op basis van hun data. “Je kunt erover discussiëren of lokroepen echt taal zijn, maar het feit dat er zulke strategieën zijn in het gebruik ervan, geeft aan dat het wel iets taligs is, en niet simpelweg een kreet”, aldus Corbeau.
Kleine kinderen
De observaties van lokroepen en wegjaagwoorden voor dieren doen denken aan de manier waarop we tegen kleine kinderen praten. Ook daar lijkt de regel van de naam te gelden: als je de aandacht van een kind met een eenlettergrepige naam probeert te trekken, kun je de vallende kleine terts alleen laten klinken over een oprekking, niet over een herhaling. Wel ‘Cà-hàs’, niet ‘Cas, Cas’.
Toch is Dingemanse voorzichtig met dit soort generalisaties. “Zeker als je zo aan de rafelranden van de taal komt, is het goed om dicht bij de feitelijke data te blijven. Dan moet je extra beducht zijn voor de taalideologieën die altijd op de loer liggen. Mensen hebben altijd wel meningen en ideeën over taal. Die zijn ook interessant, maar dat is voer voor de sociolinguïst. Ze mogen je bevindingen hier niet beïnvloeden. ”
Zowel Dingemanse als Corbeau en Postma staan er zelf van te kijken hoe interessant lok- en wegjaagroepen blijken te zijn. “Het is nu nog een vrij klein, maar coherent verhaal”, aldus Dingemanse. “Maar zo gauw je erin duikt, kun je twintig verschillende kanten op met vervolgvragen. Die kan ik nooit allemaal zelf beantwoorden, dus het zou een leuke samenwerking zijn met andere geïnteresseerde onderzoekers.” Corbeau: “Je denkt aanvankelijk: wat is daar nou aan te onderzoeken? En dan blijk je een schatkist te hebben geopend. Fascinerend.”
Is taal belangrijk voor u?
Dit artikel uit het septembernummer van Onze Taal bieden we u gratis aan. Is taal ook voor u belangrijk? Overweeg dan lid te worden van Onze Taal. Daarmee ontvangt u niet alleen tienmaal per jaar ons tijdschrift, maar u helpt ons ook om plezier in en informatie over taal verder te verspreiden.