Ergernissen spuien bij de middag van de irritante taal
Hun hebben is taalergernis nummer één. Dat bleek op de ‘middag van de irritante taal' op 11 oktober in Leiden, georganiseerd door het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT).
Gastheer Frank van Pamelen vroeg de aanwezigen naar hun ergste taalergernissen. Een van de antwoorden: het gebruik van diegene in ‘Is er een winnaar? Wil diegene dan nu naar voren komen?’ Dit was het startschot voor een middag vol met (al dan niet terecht) afgekeurde woorden en constructies.
Koffietje doen?
Vivien Waszink van het IvdNT vertelde over de verkiezing ‘Weg met dat woord’, die dit jaar voor de vijfde keer wordt gehouden. Iedereen kan vanaf 16 november weer irritante woorden insturen voor de verkiezing van 2017. Winnaars tot nu toe: kids, oudjes, me in me moeder en diervriendelijk vlees.
Wat maakt een woord ergerniswekkend genoeg om het in te sturen? Waszink zag een paar patronen: verkleinwoorden worden knullig, truttig en vaak kleinerend gevonden (‘Zullen we een theetje/koffietje doen?’ ‘Het vrouwtje gaat ook mee’), Engelse woorden veelal onnodig (weg met meeting, target en hubbie!). Maar een woord kan ook inhoudelijk afkeer inboezemen. Diervriendelijk vlees bijvoorbeeld: een dier doodmaken en zijn vlees opeten valt niet onder de categorie ‘vriendelijk’.
Na de bus!
Wat is ergerlijker: “Na de bus” op een verkeersbord (in plaats van ‘Naar de bus’) of een tatoeage met “Opa, voor altijd in me hart”? Inger Hollebeek van de populaire website Taalvoutjes liet de aanwezigen steeds kiezen tussen twee fouten, aangeleverd door enthousiaste taalergeraars. Het verkeersbord is volgens de zaal het irritantst: de tekst is onduidelijk en op een bord waarmee je anderen wilt informeren, moet je gewoon je best doen.
Na nog een aantal ‘wedstrijdjes’ blijkt hun hebben voor de aanwezigen de grootste ergernis.
De schoolmeesters
Daarna was het tijd voor een ander geluid. Wouter van Wingerden had juist veel aan te merken op de betweters en ergeraars zélf. In zijn boek ‘Maar zo heb ik het geleerd!’ bespreekt de voormalige Onze Taal-taaladviseur strenge regels over goed en fout, die er vaak op school in zijn gestampt en gemakkelijk te onthouden zijn.
Volgens deze ‘schoolmeestersregels’ mag je bijvoorbeeld niet zeggen: ‘Vele aanwezigen, waaronder de oud-premier?’ – dat moet ‘onder wie’ zijn. Maar grammaticaal gezien is ‘waaronder’ net zo goed te verdedigen; de regel dat ‘onder wie’ beter is, is ooit door iemand verzonnen, en is niet gebaseerd op de praktijk. Voor ‘Hij is vegetarisch’ geldt net zoiets. De schoolmeestersregel zegt dat iemand ‘vegetarisch eet’ en ‘vegetariër is’, maar waarom zou dat voor een vergelijkbaar woord als ‘socialistisch’ dan niet gelden?
Deze ‘schoolmeestersregels’ zijn onmisbaar voor wie anderen graag inpepert dat ze een fout maken en dus niet bij de ‘goede taalgebruikers’ horen. Maar taalkundig gezien valt er vaak het nodige op aan te merken.
Wat voorkomt, kán
Taalkundige Jan Stroop ging nog een stapje verder: hij veegde mensen die anderen graag corrigeren flink de mantel uit. Onder het motto ‘Wat niet kan, kan niemand zeggen – dus wat je kunt zeggen, kán ook gewoon’ liet hij zien hoe goed iedereen is in taal. Heeft iemand ons bijvoorbeeld geleerd dat de volgorde ‘een mooie houten doos’ goed is, en ‘een houten mooie doos’ juist raar? Nee, we wéten het gewoon – we hebben dat spelenderwijs geleerd en passen het moeiteloos toe, zelfs al voordat we naar school gaan. Je hebt daar geen boeken met taalregels voor nodig.
Daardoor blijkt onmiddellijk dat een zin als ‘Ook er waren hun’ niet kan; dat is dus écht fout. Maar: niemand zou deze zin vormen. We zijn niet voor niets al van kleins af aan excellente taalgebruikers. Een heel ander geval is de zin ‘Hun waren er ook.’ Die zin is goed Nederlands, aldus Stroop, want er zijn talloze mensen die hem spontaan zo vormen. Laat je niet ringeloren door (vaak zelfbenoemde) taalexperts die zeggen dat iets ‘niet kan’, waarschuwde Stroop. Dat ‘experts’ er iets op aan te merken hebben, is vooral een kwestie van etiquette: ‘Hun waren er ook’ vinden ze niet deftig genoeg. Maar dat is iets heel anders dan ‘fout’.
De meeste taalergernissen zijn niets meer dan mensenergernissen. Dat blijkt uit opmerkingen als ‘Mensen die hun als onderwerp gebruiken, kan ik niet serieus nemen!’ Dat we graag oordelen over anderen, is nu eenmaal zo, maar voor Stroop kunnen we de taal daar voortaan het best buiten laten.
• Roos de Bruyn