Edelmogende heren in de allereerste Troonrede
Op 2 mei 1814, dus vandaag tweehonderdentwee jaar geleden, sprak koning Willem I de allereerste Troonrede uit. Hij begon die met de aanhef "Edel Mogende Heeren!" Wie bedoelde hij daarmee?
Koning Willem gebruikte edelmogende om de leden van de Staten-Generaal aan te spreken. Dit was de titel die de Statenleden van elke provincie hadden. De Staten van de provincie Holland hadden zichzelf in 1656 zelfs de titel 'Edel Groot Mogende Heeren' toegekend. Verschil moest er zijn, blijkbaar.
De titel edelmogende werd in het revolutionaire jaar 1848 afgeschaft, op initiatief van de toenmalige minister-president Thorbecke. Hij hoopte daarmee, zoals journalist Hans Goslinga het uitdrukt, "de winderige pronk op te ruimen, die het contact tussen regeerders en burgers alleen maar bemoeilijkte".
Edel(groot)mogend was een van de vele aanspreektitels voor gezagdragers. Het is vergelijkbaar met titulatuurvormen als (hoog-/wel)edel, (hoogedel)zeergeleerd, (hoog-/wel)edelachtbaar, (hoog-/wel)edelgeboren en (hoog-/wel)edelgestreng, die soms nog gebruikt worden voor mensen met een bepaalde titel of waardigheid.
Dat mogend betekende overigens 'machtig, macht hebbend'. Het zit ook in het uit bijbelteksten bekende woord almogend ('almachtig'), zoals in "De Almogende God zy ons genadig."
Raymond Noë
• Zie voor meer informatie over grootmogend het Woordenboek der Nederlandsche Taal.
• Het bovenstaande stukje is afkomstig uit de Onze Taal Taalkalender 2016.