Don Quichot en het Nederlands
Op 22 april was het vierhonderd jaar geleden dat Miguel de Cervantes Saavedra (1547-1616) overleed (een dag voor William Shakespeare). Cervantes is nog altijd wereldberoemd vanwege zijn boek Don Quichot, voluit De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha. Dit meesterwerk over de dolende ridder die om zijn geliefde te veroveren met windmolens strijdt, staat in de top-tien van de bestverkochte boeken ter wereld (soms zelfs op nummer één), en wordt nog alom gelezen. De roman is diverse malen in het Nederlands vertaald, voor het laatst in 1997 door Barber van de Pol. Regisseur Terry Gilliam maakte onlangs bekend dat hij het boek na diverse valse starts nu eindelijk gaat verfilmen, en voor wie daar niet op wil wachten, is er een ‘editie’ in de vorm van 17.000 tweets.
Behalve in de kunst en cultuur heeft Don Quichot ook in de Nederlandse taal zijn sporen nagelaten. In de Van Dale staan verschillende trefwoorden die met het boek te maken hebben. Ten eerste is er natuurlijk het van de hoofdpersoon afgeleide donquichot, oftewel “iemand die blindelings ijvert voor hersenschimmige idealen”, en wat zo iemand doet, noemen we donquichotterie (“handeling of handelwijze die voortspruit uit onpraktisch en onberedeneerd idealisme”). Verder is er Don Quichots bijnaam: ridder van de droevige figuur – waarbij figuur ‘gelaat’ betekent (dus eigenlijk ‘de ridder met het droevige gelaat’); de betekenis is “iemand die er ellendig uitziet of zich belachelijk maakt”.
Behalve de don staan ook zijn bediende, zijn onbereikbare geliefde en zijn paard in het woordenboek. De eerste is Sancho Panza (“bediende en schildknaap van Don Quichot, type van de nuchtere persoon met een materialistische levenshouding”), de geliefde is Dulcinea, die voortleeft in het trefwoord dulcinea (zonder hoofdletter): een ironische aanduiding voor een beminde vrouw. Het paard Rossinante is in het Nederlands terechtgekomen als rossinant: “slecht paard, knol”. Tijdens het paardenvleesschandaal van begin 2013 dook het woord weer even op, maar veelgebruikt is het zeker niet, wat overigens ook geldt voor dulcinea en Sancho Panza.
Een ‘donquichotternij’ die je nog wel hoort, is de uitdrukking tegen windmolens vechten en het woord windmolengevecht, ter aanduiding van een “zinloze poging om iets te bestrijden of te veranderen”. En ten slotte is er een wijdverbreide maar niet in het woordenboek te traceren reeks van woordspelingen op de naam Don Quichot, zoals Donquishocking (de cabaretgroep), donkey shot, don ki chod en Don Quiche Hôte, om er een paar te noemen. En zo leeft de droevige don verder in de taal.
Raymond Noë