Annejet van der Zijl: “Schrijven is verleiden”
Dit jaar schrijft biografe Annejet van der Zijl het Boekenweekgeschenk: Leon & Juliette, dat u van 7 t/m 15 maart gratis in de boekwinkel krijgt bij besteding van € 15 aan boeken. Wat is het geheim van onze vorstin van de literaire geschiedschrijving?
Door: Jan Erik Grezel
“Laat mij maar lekker in m’n eentje rommelen met die boeken van me.” Annejet van der Zijl, auteur van het Boekenweekgeschenk Leon & Juliette, mag dezer dagen volop in de schijnwerpers staan, het liefst zit de biografe in alle rust aan haar schrijftafel. Thuis, aan de Noord-Hollandse kust. “Ik ben heel gedisciplineerd. ’s Morgens om half tien kruip ik achter de computer, kopje koffie ernaast. Het huis schoon, de was opgehangen, de boel aan kant. Als schrijver ben je je eigen manager. Je moet jezelf structuur opleggen.”
Die structuur heeft ze nodig om haar veelgelezen biografieën te schrijven, zoals Anna (2002), Sonny Boy (2004), Bernhard (2010) en De Amerikaanse prinses (2015). Op 7 maart verschijnt Leon & Juliette, een waargebeurd verhaal over liefde in tijden van slavernij: hoe een talentvolle Nederlandse jongeman in 1818 aan de oostkust van Amerika terechtkomt en heimelijk verliefd wordt op de jonge slavin Juliette.
Torenvalk
“Mijn werk bestaat uit twee dingen: onderzoek doen en schrijven. Voor mijn boeken documenteer ik me uitvoerig.” Dat deed ze al voor haar debuut Jagtlust, uit 1998. Daarin schetst ze de geschiedenis van het legendarische Gooise landhuis Jagtlust, waar dichteres Fritzi Harmsen van Beek onderdak bood aan de artistieke avant-garde van de jaren vijftig en zestig.
Geregeld gaat Van der Zijl ook op reis voor haar boeken. Ze kruipt bijna letterlijk in de huid van haar personages. Toen ze onderzoek deed voor De Amerikaanse prinses, was ze langere tijd in de Verenigde Staten en Zuid-Frankrijk. “Voor Sonny Boy ben ik zelfs per schip de Atlantische Oceaan overgestoken om te ervaren hoe dat is. Die rust! Je ziet dagenlang alleen maar zee.”
Alle documentatie over het leven van de Amerikaanse prinses, Allene Tew, heeft ze onlangs overgedragen aan een scenarioschrijfster uit de VS. “Toen die de enorme stapels mappen zag, riep ze verschrikt dat ze de rest van haar leven nodig had om daardoorheen te spitten.”
De overvloed aan informatie die Van der Zijl voor een boek verzamelt, moet ze terugbrengen tot de kern. “Dat is voor mij het moeilijkste van het schrijfproces. Eerst sprokkel ik alles bij elkaar, ook de kleinste details. In een later stadium hang ik als een torenvalk boven het materiaal om de belangrijkste lijn te ontdekken. Dan begint het kappen en het schrappen. Dat is het omgekeerde proces van de documentatie.”
Lenig
Succes heeft Van der Zijl met al haar boeken, óók bij jongeren. Een deel ervan is verfilmd en voor toneel bewerkt. Lezers worden vanaf de eerste pagina het verhaal in gezogen. Hoe krijgt zij dat voor elkaar?
“Ik ben geschoold als journaliste, aanvankelijk als misdaadverslaggeefster. Daardoor heb ik een lenige pen gekregen.” Met zintuiglijke beschrijvingen kan Van der Zijl een wereld tevoorschijn toveren die voor elke lezer toegankelijk is. In de proloog van Leon & Juliette schildert ze met een paar pennenstreken het ochtendgloren in het negentiende-eeuwse Charleston, centrum van de slavenhandel aan de oostkust van de Verenigde Staten: “Boven de Cooperrivier kleurt de dageraad de hemel roze, de eerste vogels kwetteren en de koelte van de nacht heeft nog niet plaatsgemaakt voor de zware, vochtige hitte van de dag.” In een roman zouden zulke zinnen niet misstaan. Toch is Leon & Juliette echt non-fictie.
Bedenkt u zo’n passage aan uw schrijftafel?
“Ik heb zelf regelmatig in Charleston rondgelopen. Als ik ga schrijven, zie ik de stad weer voor me. Bovendien heb ik me goed ingelezen. Er zijn talloze brieven van mensen die in die jaren de overtocht maakten en in Charleston aankwamen.”
Op een zeker moment ontvlucht Juliette met haar jongste baby het slavenbestaan in Amerika en reist als verstekeling naar Nederland, het vaderland van haar geheime liefde Leon. Van der Zijl beschrijft wat zij onder in het ruim ervaart:
- Nu was het haar beurt om met ingehouden adem het water tegen de houten buik van het schip te horen klotsen, met boven haar het geluid van de blote voeten van de matrozen die de kabels losgooiden, de zeilen hesen en het anker ratelend uit het water takelden. En nu was zij het die, de baby tegen zich aan gedrukt (…), de laarzen van de mannen van de slavenpatrouilles op de dekplanken hoorde, op zoek naar smokkelwaar als zij.
Dit is toch uw verbeelding?
Die blote voeten van de matrozen – dat heb ik ergens gelezen. En ik weet zeker dat Juliette verborgen zat in het ruim. Dan móét zij dat allemaal gehoord hebben. De mensen over wie ik schrijf, gaan echt voor mij leven, en wat ze beleven, wordt filmisch. Ik schrijf ook altijd met muziek op de achtergrond, vaak filmmuziek die niet je volledige aandacht vraagt.”
Basis
“Misschien heeft mijn verbeelding, mijn inlevingsvermogen, met mijn jeugd te maken. Ik kwam op mijn zevende vanuit Noord-Holland in Leeuwarden terecht. Daar voelde ik me niet thuis; ik werd vreselijk gepest. Ik was ook het perfecte mikpunt: een lang, dun meisje dat veel te netjes Nederlands sprak. Met een brilletje op en een hoofd vol sprookjesboeken. In die periode ben ik heel veel gaan lezen. De verhalen in de boeken vond ik veel spannender en romantischer dan het leven van alledag. Eerst las ik dikke kinderboeken; Nils Holgersson is nog altijd mijn grote favoriet. Later werden het romans als Anna Karenina, boeken die een wereld openden waarin ik kon verdwijnen. Daar ligt de basis van mijn schrijverschap.”
“Nog steeds werkt het zo. Als het leven een beetje tegenzit, duik ik een verhaal in, al maak ik dat nu zelf. Maar ik probeer met mijn eigen boeken wel precies uit te zoeken hoe het leven van mijn personages eruitzag. Ik wil niet tussen de lezer en het verhaal in gaan staan. De lezer krijgt voldoende ruimte om een eigen oordeel over een persoon te vellen. Ik vind het een groot compliment als lezers heel verschillend denken over iemand als Allene Tew, de Amerikaanse prinses.”
Uw werk wordt ‘literaire geschiedschrijving’ genoemd. Wat moeten we daaronder verstaan?
“Ik heb geen idee. Ik ga uit van een mooi verhaal en verplaats me in mijn hoofdpersonen. Toen ik Anna schreef, de biografie van Annie M.G. Schmidt, was het alsof ik haar kende, terwijl ik haar nooit ontmoet heb. Maar wat heb ik een plezierige tijd met haar gehad!”
“Natuurlijk zoek ik elementen die het levensverhaal van iemand aantrekkelijk en invoelbaar maken. Bij het Boekenweekgeschenk is dat de geschiedenis van een heel bijzondere liefde, die in die tijd helemaal niet kón. Ik probeer met zoiets bijzonders mijn lezers het verhaal in te sleuren. Ze moeten blijven lezen en niet doorhebben dat ze eigenlijk ook ‘saaie geschiedenis’ aan het lezen zijn.”
Fort
U reconstrueert levens. Als biografe moet u daarbij ook objectief blijven.
“Ik moet me aan de feiten houden en niet oordelen. Als ik schrijf: ‘Op een regenachtige zondagmiddag …’, dan heb ik dat opgezocht in het weerbericht. Maar binnen die feitelijke gegevens wil ik een goed verhaal vertellen. De biografie Bernhard is mijn proefschrift: wetenschappelijk verantwoord en goedgekeurd door bekende historici en literatoren. Maar ik heb die levensschets niet anders geschreven dan mijn andere boeken.”
Toch kunt u door uw woordkeus en beelden een feitelijk verhaal flink ‘inkleuren’. U schrijft in Jagtlust dat “de uitgevers als hongerige wolven om het pand slopen”. Ze aasden op kopij van de bewoonster. Dat klinkt ‘sappig’.
“Sappig vind ik echt een verkeerd woord; dat hoort meer bij boulevardbladen. Maar zo ging het wel. Overigens heb ik dit beeld rechtstreeks van Theo Sontrop, zelf uitgever en destijds ook bewoner van Jagtlust. Hij kon heel kleurrijk vertellen.”
“Bij de boeken over onbekende mensen, zoals Waldemar en Rita uit Sonny Boy en Allene Tew uit De Amerikaanse prinses, heb ik me in het begin weleens afgevraagd of het geen historische romans moesten worden, omdat ik niet voldoende materiaal leek te kunnen vinden. Maar toen ik aan Sonny Boy schreef, kwam Waldy, de zoon van de hoofdpersonages, op een gegeven moment bij mij met de brieven van zijn ouders uit het concentratiekamp en besloot ik er toch non-fictie van te maken. Zulke indrukwekkende documenten – daar moet ik niet tegenaan gaan verzinnen. Dan gaan ‘echt’ en ‘verzonnen’ door elkaar lopen. Je zit als biograaf gevangen in een stalen fort van feiten en dat fort plunder ik. Ik haal alles uit mijn trukendoos om ervoor te zorgen dat mijn lezers zich niet vervelen.”
Zoals?
“Bij biografieën krijg je al snel ‘en-toen-en-toen’. Tijdens het schrijven aan Anna dreigde dat ook. Ik was bij de episode waarin Dick, de latere man van Annie, op het toneel verscheen. Hij had, hoewel hij getrouwd was, een contactadvertentie in de krant geplaatst. Annie reageerde daarop. Op een middag liep ik tijdens het boodschappen doen na te denken over dat ‘en toen’. Opeens had ik het: ik moet het perspectief wisselen. Dit hoofdstuk ga ik vanuit Dick vertellen. En zo heb ik het gedaan.”
Muzikaliteit
“Bij Sonny Boy had ik eerst een heel ander begin. Dat speelde op een Surinaamse plantage. Later is het apart gepubliceerd als De dageraad. Het was een mooi stukje, maar als begin van het levensverhaal dat ik wilde vertellen, voldeed het niet. Zo’n verhaal voelt voor mij als een zwaan die opvliegt en met dat enorme gewicht uit het water moet komen. Bij Sonny Boy had ik wel die zwaan – alle informatie –, maar ik kreeg niet genoeg lucht onder de vleugels. In die periode stond ik een keer bij een benzinestation te piekeren over het einde van het verhaal: een scheepsramp en opvarenden die zwemmend proberen te overleven. Toen dacht ik: misschien moet ik beginnen met die rivier in Suriname en de zwemmer die Waldemar is. En dat werkte wel.”
“Het lijken misschien kleine ingrepen, maar ik vind het belangrijk. Ik heb het zelfs met de hoofdstuktitels. Die moeten mooi staan, zo onder elkaar. Verder let ik op de muzikaliteit van de zinnen. Het ritme moet kloppen. De eerste zin van Sonny Boy luidt: ‘Waldemar was een zwemmer.’ De cadans van die zin had er niet in gezeten als Waldemar Piet had geheten, en dan was ik dat boek zeker niet zo begonnen.”
Kiest u soms voor zelfbedachte woorden? U noemt het geluid van de branding “het gedruis van de zee”.
“Ik gebruik wel woorden waarvan ik niet weet of ze in het woordenboek staan, zoals dat gedruis. Ik heb de neiging om de taal naar mijn hand te zetten. Dat deed ik als kind al. Een haan noemde ik een ‘kip met gekrulde veren’. Mijn hond geef ik nooit ‘kluifjes’ maar altijd ‘knauwtjes’.”
“Anderzijds heb ik een grondige hekel aan modieuze woorden, zoals talig of bevragen. Voor mij voelt lelijke taal alsof er een onmuzikaal persoon op een viool staat te krassen.”
Moeiteloos
U hebt, naast uw uitgever, ‘meelezers’. Wat voor commentaar krijgt u van hen?
“Een van mijn meelezers is mijn man. Zijn commentaar is heel eenvoudig. Hij stopt gewoon met lezen. Dan weet ik genoeg: ik moet het vanaf het punt waar hij stopte, herschrijven. En mijn zus noemt zich de gemiddelde lezer. Als zij het goed vindt, ben ik tevreden.”
Uw boeken ‘lezen als een trein’ volgens het publiek. Verloopt het schrijfproces ook zo vlot?
“Mensen beseffen niet hoe verdomd moeilijk het is om iets te schrijven waarvan het lijkt alsof het in één keer is opgeschreven. Met schrijven is het net als met dansen: je mag het zweet niet zien. Als een ballerina neerploft en haar zweet valt jou op, dan geloof je er niet meer in. Bij schrijven moet het eruitzien alsof alles stomtoevallig op de goeie plek staat. Niemand hoeft te weten dat ik het honderd keer herschreven heb.”
Wanneer bent u niet tevreden?
“Als het haakt.”
En wanneer haakt het?
“Ik mix voortdurend iemands levensverhaal en de beschrijving van de tijd waarin iemand geleefd heeft. Daarin moet een goede balans zijn. Oorspronkelijk stonden er in De Amerikaanse prinses veel langere passages over ‘the Gilded Age’, een periode van grote voorspoed in de VS in de tweede helft van de negentiende eeuw. Maar die stukken verstoorden het evenwicht en het verhaal kon zonder. Hoe heet dat spelletje ook alweer waarbij je steeds een stokje moet weghalen zonder dat de boel in elkaar stort? Mikado! Zo werk ik. Wat kan weg? Wat is essentieel?”
De bekende uitspraak is ‘Schrijven is schrappen’. Dat is ook uw credo?
“Schrijven is verleiden. Dat doe ik door het verhaal in zijn sterkste vorm te presenteren. Voor mij als schrijver is dat keihard werken: ervoor zorgen dat de lezer het verhaal moeiteloos leest en tegelijkertijd het gevoel heeft iets zinnigs te lezen.”
- Foto's: Mark Kohn
Onze Taal
Dit artikel uit het 2/3-nummer van Onze Taal bieden we u gratis aan.
Lidmaatschap
Vond u het leuk om te lezen? Overweeg dan lid te worden van Onze Taal. Daarmee ontvangt u niet alleen tienmaal per jaar ons tijdschrift, maar u helpt ons ook plezier in en informatie over taal verder te verspreiden.
Een los nummer bestellen?
Het februari/maartnummer kopen kan natuurlijk ook, via onze webwinkel voor € 6,75.