Verzen als vloedlijnen
Voor de 2500e aflevering van onze nieuwsbrief Taalpost schreef dichteres Maud Vanhauwaert op verzoek van de redactie de openingsstrofe van dit taalgedicht. Ook de slotstrofe komt uit haar pen. Tussen begin en einde van dit gedicht staan 327 strofen, geschreven door lezers van Taalpost. Van bekende en onbekende dichters, van rijmers en ontregelaars, van noeste auteurs van één strofe tot gulle gevers van meerdere strofen. Dank aan alle dichters!
Zo, hier ben ik. Met verzen als vloedlijnen. Voelen de woorden verroest, versleten, afgeleefd weet dan: de onmetelijkheid bracht ze mee. En dus nee, ik heb ze niet zelf bedacht, maar ach is een jutter een jatter van de zee? |
Of een zeemeermin een gedachte en een spinsel? Onmetelijkheid bracht ze allen mee, zo ook als jij. Vloedlijnen zijn wij, onmetelijkheid maar ook bedacht. Bedacht zoals het hoort te zijn, zoals de jutter een jatter en de zeemeermin een spinsel naar hoop en verlangen Zo ook mijn woorden. |
Zo trof ik een man met verbazende blikken Die over de duinen in horizontaal Een brandende kwestie aan mij wilde vragen Ten aanzien van springvloed, wanneer die toch kwam? Waarop ik hem zei: 'Slechts op hoogtijdagen' |
Voorwaar voor Onze Taal een welkomstportaal Het gaat niet om de inhoud van je 5-strofig verhaal Ook is niet aan de orde de kwaliteit van het gebezigde woordmateriaal De totale lengte is het nagestreefde ideaal Kortom, zonder verder omhaal op het gaspedaal voor het bereiken van deze redactionele mijlpaal. |
Ik raak nog buiten zinnen om aan 5 van 500 regels te beginnen voor een Taalpost-idee valt het mij niet mee Geef mij maar een Nationaal Dictee |
Het zou geweldig kunnen zijn zo'n strofe en dan in een rijm Zo'n rijmpje rijmen vind ik mooi Hiervoor kom je zo uit je nest en aan het eind volgt dan de rest |
‘Zee’ en ‘mee’! Wauw, wat een gedachte! Dat is toch een rijm van de bovenste plank Voor die inspiratie zeg ik 1000 maal dank! Maar wat ik eigelijk eerder verwachtte Dat was inhoud, en niet alleen klank. |
Vijf regels, slechts twee woorden, Nee, dat zijn er weer drie, nog steeds één zin Ach, inmiddels zijn dat er twee Deze strofe heeft geen enkele zin En toch zie ik er echt weer vijf |
Laat niet verzanden al het moois in het verschiet verzet de zinnen en zet ze bij in dit gedicht kus in gedachten aan de kust vanuit de verte |
Nee. Noem het bruikleen: Verweesde verwaterde wrakhouten woorden Herschikt tot zeewaardige zin. Herschikt naar mijn regels, en iedere regel gaat terug die onmetelijkheid in. Bert Koekkoek |
En hier ben ik. Geef me de aangespoelde woorden. Alles is tweedehands voordat je leert. Ik moet een woord vinden dat mijn vertelsels zegt aan andere jutters die zeelucht lezen in een woord dat nieuw is neergelegd. |
Hier ben ik dus. Met ronkende regels. Rijen rijgen de woorden tot een snoer dat de parels en pailletten vangt en de taal laat glanzen als de zon die boven de vloedlijn hangt. |
Zo hier ben ik. Met een stroom van woorden. Woorden die deinen op eb en op vloed en vervolgens verdwijnen in een woordenzee. Daarom wil ik je vragen, als mijn woorden gaan zwemmen, zwemmen jouw woorden dan met ze mee? |
Hier ben ik, voel mijn woorden als kogels. Treffen ze jou of schampen ze op je af? Ik stop geen rozen in mijn taal, zet losse letters naar mijn hand, ze marcheren op papier, soldaten van het alfabet. |
Zo, hier hoor ik. Met verzen als veren. Van vogels op trektocht, herschikt, gerangschikt. Verplaatsende luchtstromen Op plaats van bestemming, herhaal, keer om Om steeds weer opnieuw te beginnen |
Ook ik ben hier van de partij Want ik draag graag mijn steentje bij Het is inmiddels geen geheim Ik hecht aan metrum, hecht aan rijm Dat blijkt in elk gedicht van mij |
En ben ik aangespoeld doordat mijn Ma Zich uit liefde verbond met onze taal. Waarbij ik o wonder meerdere talen machtig werd, dacht en sprak. Hetwelk ik als een kostbaar goed ervaar. |
hier sta ik met mijn klompen in de klei het populierenhout schiet wortel en ik weet dat wanneer de zeespiegel rijst mijn dagen zijn geteld dus turf ik op lei de tijd in klein krasjes die verstreken is |
Zo, hier ben ik. Een stroeve strofe. Of ben ik lieflijke lyriek? Ik kan van alles worden, van alles zijn. Wat jij maar bedenkt of wilt geloven. Wellicht zelfs een meeslepend refrein. |
Woorden met betekenis gaan hun eigen weg Dwalen en komen en gaan als wolken Een gevoel van afkeer bij een zin en zeg Deze woorden krijgen een andere betekenis Als een ander er liefde in legt |
Ruik je ze? Flarden verhaal waaien voorbij en terwijl schuim tussen mijn tenen plakt, steelt de branding wat ik je schrijf. Mijn stem gooit de laatste woorden het water op en ik dans stampend mijn kuiten zout. |
Ook ik ben hier. Mij lijken woorden tierlantijnen ze tintelen, ze sprankelen of kwijnen. Van kindsbeen af vormt er een mens zijn dromen mee. Laat ons ze koesteren en kneden tot een dichterlijke deeg. Mij alleszins lijkt dit een prachtidee. |
Daar ben ik, een hakkelende breister van taal een steek over, twee af laten gaan, broddelend verknopen, de naalden en draden vijandig gebied ze glippen door de linies heen is schrijven dan vechten met woorden? |
Ik denk van niet. Hoe vaak hoorde ik zeggen de zee geeft en de zee neemt. Dus raap ik op en werp de klanken de ruimte in waar ze zich tot zinnen vormen kort of lang. Door de vogels meegenomen klinkt de kakofonie van fluittaal. Sterre van Resum |
Dus sta ik hier, samen met velen. Mijn woorden werken, willen spelen, Mijn zinnen prikkelen en strelen. Zij zijn cement, beton en staal De bouwstenen van onze taal. |
Waar blijven we? Langs welke waterlijn? Water in zoete of in zoute vorm? Zo, hier ben ik, kijkend naar de horizon! In het ritme van de woorden hoor ik muziek. De tekst prachtig gezongen, door een bariton? |
Toch, mag ik hier zijn. Met patronen als gewoonten. Lijken de dagen te veel, te lang, verlaten Besef dan: de eindigheid is haar kracht En zo ja, ik zie nog geen verlichting, ach ja Is een vat een pad dat alles verzacht? |
En ik dan? In mijn grensvaste ijdelheid? Bij klaar licht al gereed voor hunkering als steeds. Het mes onschuldig scherp. En ik dan? Mijn hand snijdt. Ìk ben het die hier grenzen overschrijd en weer en weer, in al zijn weerloosheid, mijn peperkoek kleineer. |
En nu u hier bent: onze woorden zijn zeilen. Ze voeren ons mee, wees niet bang waar je komt. Bedenk dat daarginds straks een brassbandje speelt. Wees niet verveeld, er is nooit iets hetzelfde. Elke hemel verduistert, verblauwt of vergeelt. |
Waar waren we ook alweer? Aangespoeld of afgemeerd, onbedoeld verzadigd door onze kraakheldere levendigheid of juist heel precies op één stukje strand teruggebracht tot de essentie. Ja, altijd ja: wij hebben de taal bedacht en de taal bedenkt ons, draagt ons op een vloedgolf van woorden en brengt ons terug thuis. Willem Bongers-Dek |
Het is niet dat ik sprakeloos toekijk. Amorf, monddood. Aan letters, woorden, zinnige lijnen geen gebrek. Alleen vat Google Translate ze niet. Begrijp me, laat me je raken, zie me graag. Ik schenk je klanken in duizendvoud. |
Ik weet niet, wat ik ervan moet vinden Eindeloze zinnen, gedachten, gedichten En terwijl de woorden buitelen in mijn hoofd Ik niets weet uit te brengen Weet ik dat poëzie de pijn verdooft |
De dichter dicht in eenzaamheid Rijgt woorden aaneen tot zinnen Door niets en niemand afgeleid Stromen verhalen in hem binnen Die de dichter verbeeldt in zinnen |
Of pakt een jutter pareltjes mee? Gevormd om korrels kranigheid, waar gewoon niet gewoon genoeg bleek te zijn. En getuigen rimpels en barsten van moed. |
Ze dwalen langs stranden, de jagers en jutters, maar vinden geen artefacten of edele metalen. Gretig jutten ze meeuwen en duiven op opdat ze in de berg veders kunnen graaien en er zich mee tooien om geliefden te behagen. |
Een jutter is een vinder van het strand. Hoera, een vondst! Voorzienigheid door 't meer verschaft aan 't land, waar ik woon. Een onverwachte buit gebracht met blijdschap ontvangen, een woordenschat die geluk brengt, een vondst om te delen. 't Ontvangen van een rijk idee voor velen. |
De zee is er voor jut en jul Dus jatten wil ik het niet noemen De zee geldt op aarde voor twee Een komen en gaan vol leven Bewaak haar wel is mijn idee |
Op de grens van zee en land breken golven op het strand spoelt van alles af en aan en de jutter zoekt en pakt geeft het een nieuw bestaan. |
Is een jutter een jatter van de zee? Gaat een prater prat op woorden? Krabt de krab de krolse kater? Snakt een snaak naar Snickers? Wacht de wachter op de wacht? |
De jattende jutter, de graaiende grutter, De verwaande verzekeraar en de minachtende minister-president. In Nederland is het gepeupel heel wat gewend. Geen huizen, geen verwarming, geen boeren, geen geld. Het is toch treurig met Nederland gesteld. Alle het resultaat van het politieke geschutter. |
De jutter jat niet hij loopt langs de zee Woorden komen tot hem Als golven uit de zee Door samen te regelen maken wij het gedicht Doe net als ik, doe mee |
Ik ontsta uit het stromende water meanderend door laagland en meren, eb en vloed bij strand. Korrels zand vormen een vloedlijn, zonder mij zou er niets zijn, zout, zoet of brak; ben ik sterk of zwak |
Mijn verzen dragen woorden als knoestige geweien van bronstige herten, die hun plekje veroveren, elk alleen in de onmetelijkheid van de natuur. Nee, de pracht ervan kan geen confrontatie voorkomen, maar het wroeten en botsen kleurt het vroege ochtenduur. Silas Lub |
De woorden wiebelen in het zand, Zonder pen, wél van mijn hand. Zonder schrift, zonder laptop, Tot de zee de woorden wist, De zee is mijn backspace-knop. |
Woorden als eindeloze herhalingen Vanuit mijn schrijfpijn Gaan terug In stilte Naar het onmetelijk niets |
Mijn eigen verzen zijn onhandelbare dingen Die blijkbaar lang geleden me haast heimelijk ontgingen Toch wil ik woorden temmen, Ze wrikken uit hun rust, ze schikken naar mijn lust - Vrij van mij zijn in hun klemmen. |
Gelukkig is onze taal net zo levend als ikzelf, want daardoor kan ik hem of haar bekijken zoals ik dat graag doe. Met alle voors en tegens in de aanslag en met mijn hoofd boordevol kansen om er gebruik van te maken zoals het uitkomt. |
De jutter jat dan wel van de zee, maar de dichter neemt ze mee, de vele letters, vers verpakt. Eindeloos dit spel met woorden, in bijna oneindigheid, aan elkaar geplakt. |
Een jatter van zee? Nee, het opruimen van het strand is, okee. Zo ontstaat er ruimte voor woorden als: opgewekt, eenvoud en schoonheid Ruimte voor natuur, vrijheid en licht. Weet dan: de onmetelijkheid duurt eeuwig voort. |
Ach mensje, wat kan mij jouw woordstelen schelen sprak de zee: ik ben op een eeuwige wereldtournee een eenzaam gebeuren, de wereld is groot dus dicht mij en schrijft mij en noem al mijn stromen want nat als ik ben leg ik toch alles bloot … |
Pakt hij alles wat hij pakken kan Manden met woorden en tassen vol zin Mee naar binnen ver van het nat Geurend naar komma's, tekens en punt Naar dat wat het water je gunt |
ze had nog een paar mooie woorden nee geen schoolmeesterwoorden – echte niet te onderscheiden van voorjaarskou die niet als splinters de huid plagen of ik ze lenen mocht – ik kreeg ze cadeau |
Zijn de golven, die zich weven door duin en dag, zoals door eeuwen, terug genomen en gegeven, gelijk een circulair geschenk, zijn ze gepakt, of zelfs gedacht ach nee, nog voor geen inch is dat wat ik bedenk |
aangespoelde woorden tussen scheermessen die knisperen onder blote voeten snijden langs taal en tong en schuim laten liggen op het strand wat niet wegebt |
Van Scheveningen naar 's Gravenhage Is dat een of toch twee? Een pier in zee en trams in water Haring uit het nat, rookworst uit het vat Zouden Vikingen het strand herkennen? |
De vele verzen vechten in mij om voorrang, alles draait om, wie spoelt het eerst aan, wie dobbert door voor ander land. Wees gerust, het uitzicht zorgt voor zekerheid. De een ziet slechts zee, de ander nakend strand. |
De taal van deze oude grijze Werd geschreven op een eigen wijze Echter veranderlijk als zij is Zei ze gooi het maar in mijn pet Vroeger heb ik mijn beste beentje voorgezet |
Het hagelt letters op mijn scherm. Uit een wolk van inspiratie vallen woorden in, en regels. Mijn tekst ijlt na op mijn gedachten, maar als de hagelbui verstomd is weet ik zeker: Er is er één die dit begrepen heeft. |
Mijn woorden zijn mijn alles Mijn taal is mijn geluk De zee mag ze opslokken Maar verdwijnen doen ze niet De woorden leven in alles |
Als vlinders zijn die woorden soms, ze vliegen zomaar vrolijk rond langs schuine taal, het onkruid tot parels als hierboven en ook wel uit mijn mond |
Taal blijft ons verbazen: logica, erfgoed, traditie … Of niet goed geluisterd in de klas te vroeg een boek opzij gelegd en enkel met puzzelwoorden komen we niet echt terecht. |
Is een hoeder cipier van de taal? Legt het betekenissen aan de ketting en beschrijft ze allemaal, van letter tot gort in dikke woordenboeken? Nee, niet waar! De hoeder is verteller van ’t verhaal. |
De golven brengen meer dan enkel woorden Want tussen al het wrakhout van de taal Vind je ideeën die geen oren eerder hoorden En smaken die die geen monden nog bekoorden De zee, de zee borduurt zo ons verhaal |
De regels van een lied zijn als zichtlijnen in een tuin. Een pad om te dromen, elke tegel een woord, elke stap gedachtestromen. |
Ik zoek en vind taal, van fonemen tot teksten. Ze verbijsteren, verbazen, maar verbitteren nooit en te nimmer, vooral niet die teksten, van de simpelste tot de gekste. Ik kan ze vluchtig lezen of zelf schrijven. De tijd bepaalt ten slotte wie er over zal blijven. |
Letters, woorden, zinnen, bladen, boeken Bekende en onbegrepen klanken vloeien in het oor Een blik, een gebaar, een houding, het kan allemaal. Streepjes, hiëroglyfen, bytes en pixels Alles is communicatie, alles is onze taal |
En wie uit een plantsoen een roos, met falende stekels Plukt, om zijn liefste te behagen. Moet hij bestraft, bekeurd, beschuldigd Of toch gehuldigd om zijn taal? De mooiste taal is toch van ons allemaal? |
stille wateren brengt ze naar de zee wijnkruiken vol 's werelds lasten draagt ze mee spijkers verstopt in hoog water, volledig uit zicht zeezoute golven hebben haar wonden gedicht stil stroomt ze |
En weet dat woorden kunnen wankelen of glijden En draaien om hun as, of stokken in je keel Wie weifelt wil ze wegen op een schaal Wie zeker is die stapelt ze in torens Met wenteltrappen scherend langs de taal. |
Kijk. De horizon is veel langer. Nee, hij ligt alles behalve waterpas. Daarboven hangt onvoorstelbaar veel lucht. Luister. Naar de wind en de meeuwen. Stop. Doe een handje zand in je jas. |
En hier liggen ze dan voor het oprapen als verdroogde kokkels en uiteengerafelde meeuwenveren. Kwallenlijken neergesmeten na een explosie van rotzooi die schipper noch god nog nodig heeft. Begin er maar aan. Overal eb waar je het hoofd laat hangen. |
Het gekraak in mijn knie. De smaak van verdriet, om wie ik ben. De dansende herinneringen als ratten op spitzen. Niemand houdt me nu nog tegen. Het zijn de gigantische mijlpalen die zwegen. |
Ik trap mijn trappers rond, de grond Onder mijn banden licht in het lamplicht zwart en spetters spatten van mijn spaken. De zure lucht uit kippenschuren vermengd zich met het hemelvocht. Dit bocht komt in mijn ogen zodat ik niet meer zie. |
Zo komen en gaan de verzen als eb en vloed: ze spoelen aan, nieuw, fris en vol overmoed en rollen terug, als bestonden ze niet. Nee, niemand kent hun ware gedaanten en weemoed vult mijn hart, vol verdriet. |
Taal is emotie, cultuur en identiteit Zonder taal raak je de band met je omgeving kwijt Taal kun je lezen, schrijven, naar luisteren en spreken Je kunt er mee roepen, zingen, schelden en preken De vrijheid van meningsuiting staat bij taal in het krijt |
We wonen bij de zatte zee die nu haar roes rimpelloos laat uitdeinen op het verlaten strand. Bondgenoot zuidwesterwind floot tot een stoere storm, de stormwering schoof dicht. Drie dagen lang opgezweept en sterk, dronken razend woest en wild, schuimend van ginder tot einder; zand zwiepte zandstralend overal heen, joelend duinvormend rond een stukje achtergelaten afval Zalig die zoute smaak op de lippen en die jodiumgeur bij dat strand en die zatte zee. |
Schuilt er werkelijk in dichter in mij Omdat ik zoveel woorden op rijm zet Of wil ik gewoon meeliften Met de bus naar eeuwige roem Omdat ik speel met pennen en stiften |
De woorden vloeien als water uit mijn pen Ze zullen door de golven worden meegenomen Door de zee verwatert hun zeggingskracht En ja, ik heb ze wel zelf bedacht, Maar ach, nooit meer zullen ze terugstromen |
Kijk ook eens hier, probeer het eens te proeven. Voel je het ook? Hoor je het ruisen van de tijd? Een rilling golft naar boven langs mijn rug: zo waar! Al generaties kleuters wisten het te zeggen, maar nu en hier vormt het een groot gebaar. |
Taal is een amalgaam, een menging van spraak en klank maar praatjes vullen geen gaatjes mijn liefste woord is kalf, het jong van een zoogdier dat nuchter ter wereld komt, niets verstaat, afweer ontbeert en ongegeneerd zijn lippen naar zijn moeder keert. |
Versvoeten dansen op het papier, springen over witregels en stuiteren van strofe naar strofe. Kapitaal, spatie, komma: vederlicht, zonder besef van het gewicht van woorden, elk einde het begin van een nieuw vers. |
Zijn wij uitverkoren, uitzonderlijk verbonden met de cadans van krachten en klanken? Onze aderen zijn als rivieren die stromen met een duidelijk doel. |
Zo wil ik deze regels dan doneren Op m’n laptop ingetypt, meteen nadat ik de eerste las Oneindige zee, ik moet laveren, denk niet dat ik de eerste was M’n rots in de branding reeds eeuwen weggedreven Ik greep terug naar wat ooit was |
De wereld kantelt. Of zijn het mijn ogen Waarin het standpunt smelt, het water land wordt Het oneindig eindigende vormloos rond drijft? Ongrijpbaar leven steeds anders, maar hetzelfde Mijn woorden ontoereikend. wat dan nog? |
Het daghet in het westen het duistert overal Hoe zeker weet mijn vijand ach waar ik vluchten zal |
Dan door de vloedlijn heen een schreeuw verscheurt de flarden stilte en mist. Laag over het water duikt een grauwe meeuw hij heeft gezien en krijst mijn boodschap Laat lost dat het weten dat je lang reeeds wist |
Ik fluister, praat, schreeuw in de wind dat ik van je hou. Schelpen kraken, golven verkoelen mijn voeten, mijn woorden verdwijnen in het moment. Alleen de meeuwen schreeuwen nog. Mijn zin bevriest in het ijle, verwarmt, verdampt in de adem van de zon. Noem me nog één maal jouw lieverd. Wie weet geloof ik je. |
Waarom, koude meeuwen zonder nest op de dakvorst van het grijs beijzelde kerkdak? En dan, jij ene meeuw, dat balanceren op het kruis, vleugels gevouwen tegen de grauwe lucht, in eeuwig meeuwig heimwee naar God. |
Is een dichter de jutter, die met woorden de gedachten opent, vers geschreven inkt in woorden uit vergetelheid kan halen en als glimmende schelpen achter laat op het vochtige papieren strand? |
Verstrikt, in de war van groene lussen en knopen, Langwerpige schelpen, donker te meer. Jaloers op tien tentakels die schrijven Verhalen zuigen en vertellen, al was het van hen Tussen de gaten ontwar ik verhalen, laten mij inktzwart blijven. Elvira Meiboom |
Is wie meer roept dan fluistert van lager aloi dan wie luistert? Mijn hond blaft minstens zo mooi als de zucht van een meeuwvlucht hoog in de lucht van de lente. |
De wijde zee wemelt van woorden. Als een lentebries ze wakker kust en wij ze tot zinnen rijgen zingen ze een lied dat zin belooft. Het zindert na als zij weer zwijgen. |
Ook de lentevogels moeten hun ei kwijt, en 't beste moet nog komen, want eieren, de verwachting van een belofte, hopen, dagen uit. En plots bestaan ze, de hongerige magen. Altijd in bedelstand. |
Zo’n gedicht is als zalf voor je ogen; gevoelig, meeslepend en weloverwogen. Gedragen ten gehore gebracht is het als het als een lenteboeket, in al zijn pracht. De hoorder daadlijk tot tranen toe bewogen. |
Met een digitale kortingsbon boek ik een herstelvakantie in het literaire sanatorium vlakbij de zee. Dagelijks polijsten schrijvers mijn tanden met schelpgruis, mag ik weken in tobbes met dichterstranen. Stuur ik mopjes van scheurkalenders in flessen naar huis. Marloes Matthijssen |
Boodschappen als bronwater opborrelend uit een mond, noodkreten dobberend in een fles. Sneller dan de gedachte die ze voortbracht vliegen tekstberichten als supersonische postduiven sneller weg dan de spijt die wacht. |
Aangespoelde woorden: dichters rapen ze op als kinderen die zien zonder te begrijpen en grijpen wat zij zien. Het is pas de lezer die begrijpt wat de vloedlijn meebrengt. |
Woorden gevormd door de letters van het alfabet, zinnen met komma’s, zodat de punt achter de laatste kan worden ge-Z. |
Als een verstrooide filosofe denk ik na over een strofe: Hoe schut ik woorden tot een goed gedacht gedicht? Gevangen in geschrift. Zomaar spelen met de taal in de hoop op een idee, dat klinkt misschien cliché en klank is maar geluid. Het gaat om het verhaal. |
Maar in het Portugese achterland snuffelt M., op groene sandalen, aan een oud matras. Er is een boompje doorheen gegroeid. Kijk zeg ik, Penelope's bed. |
En heel tersyde loer ek suid, diep suid, na Afrika se punt. Sien ander drifsels, kolkend aangedrewe. UIt woelsels, spoelsels aan my taal se dogterstrande ontstaan, uit altwee seë, die nuwe beelde wat ek dan dieflik, steels om-skep met beide hande. |
Het land kruipt weg, borrelt op. Een bultje, bergje, mountaintop kijkt op, kijk uit, een nieuwe golf. Gestreken land, gelig schuim, de kokkelwind hapt in het duin. |
Schepen vergaan, verdwalen op de stille oceaan Vraagt de schipper zich af: waar de krachtige stroming zal gaan De wind waait nooit dus de mast zal blijven staan Oh gladde spiegel, waar zullen wij stranden Ons hoofd laten rusten in paradijselijk verre landen |
In het zilverlicht verpulver ik als sterrenstof wegdeinend over de golven van het grote niets maar duizendvoudig besta ik in de duizeling van mijn zintuigen en zing de aarde vrij en al wat leeft: de mensen, de dieren, de dingen |
het bestaan van een middelpunt waaruit elke lijn reikt naar de oneindigheid die soms vlak bij lijkt te liggen maar zich onttrekt aan onderzoek en geen duidelijkheid wenst te verschaffen |
Een die zijn zakken vult met goud en koper en de storm gewicht geeft als kompaan. Door wie de zee haar schatten laat bewaren en die weer terugkeert als het water luidkeels roept, om ’s avonds na het licht zijn dankbaarheid te tonen. |
Mangaanbollen In oceaan Bron van energie Wie gaat ze beschermen Klimaatplicht! Gevuld met metaal |
Breng al je broze beenderen in Je gulle ledematen en organen Draag heel je wonderlijke wezen Op zachte voeten naar de waterlijn En stort jezelf in de liefdedronken zee. |
Wie legt hier toch de schelpen neer? Bij voorkeur trap ik scheermessen kapot. Elke morgen weer zie ik ze liggen. Ik loop naar het zuiden, naar de haven, hoor het knarsen onder mijn voeten. |
Welnee vredelingen, oreren gebroken schelpen Grenzeloze jatters zijn vervuilers met verborgen smoel Zij verzieken levens van vruchtbare Moeder Aarde Maar allee, laten we proberen optimisme niet te schuwen En alom geloven in een wereld van onbetaalbare waarde |
Ik houd van zinnen die deinen gedragen op golven die regels breken en over schelpen rollen van woorden die ongehoord verzanden op stille stranden |
In de branding van de taal, daar lig ik stil. Zandkorrels van betekenissen verzameld. Gedachten spoelen aan, een eindeloze stroom. Gebeiteld door tijd, door golven gevormd. Zoekend naar parels tussen schelpen in het zand. |
Welaan nu zie ik ons tussen jou en mij in de leegte te midden van resten schelpen, ach en wee klagen zij nog, heel zacht roepen zij: neem ons toch ook mee |
Wandelend op het strand langs de zee zoek ik naar zelf bedachte woorden ik vind ze niet, hoe ik zoek … o, help misschien waaien ze mee met de zeewind wat ik wel vind is een prachtige schelp |
woorden die mekaar vinden vormen zinnen vol twijfel. aanrollend komen ze mee met de golven of buitelend in het zand van de wind, onzeker maar wel goed gezind … |
tussen wrakhoutjes en lege schelpen leg ik ze neer op het zand wacht ik geduldig op een kinderhand en weet me gelukkig ook in zo 'n lege schelp ruist de zee |
De ik, die niet is, wat het eerst leek Staart verbaasd maar toch helder door verdwenen, vale horizonten naar het onveranderlijke: binnen en buiten, dat vol liefde de mogelijkheden laat ontspruiten. |
Naar woorden zoek ik. Die tergendtrage klanken. Ooit sprak ik hier met groot gemak. Nu struikel ik over wat ook maar ter zake is, en zelfs over niet. Mijn hoofd is vol, mijn mond is leeg, mijn keel is hol, een zwijger die de toekomst ziet als in een ver verschiet. |
De wolken vormen de woorden De branding bepaalt het ritme Tussen die twee wacht ik ongeduldig op de mooiste vorm Die ik nooit zal schrijven |
Ze kwamen mee met de wolken. Ik zag ze langskomen. Kon ze grijpen met mijn gretige handen. Ik gaf ze een nieuwe adem. Bracht ze voorzichtig aan land. |
Mijn woorden komen van ver. Reisden uit het oosten naar het westen, daarna naar het noorden in een nieuwe taal. Welke spraak zal ik kiezen om mijn verhaal uit de schaduw te halen? |
Bij eb ben ik en bij vloed wacht ik voor wie woorden zullen zijn. Ik schrijf in het zand dat niemand lezen kan. Luister naar de zee in het binnenbrein. |
De woorden die mijn verleden vormgeven slaan kapot tegen de branding Laat de beste stuurlui zwemmen in de waanzin van mijn ziel De zeelieden varen mee op de gekte in mijn hoofd Zingen zeemansliederen met de dronken matroos Ze verdrinken mijn brein steeds dieper maar traag |
Daar ben ik weer. De branding Spoelt woorden als schuimkoppen Op golvende zinnen met Een glimlach van binnen. De zee: daar zit wat in! |
je vloeit mee in eb en je komt mee met vloed het zonnetje verdwijnt op de kim in volle gloed onze ster verschijnt morgen, denkt ons gemoed anders zijn we verloren zoals vaak vermoed |
maar daar waar de zee ruist fluistert de wind woorden van water en lucht een nieuw getij van taal spoelt aan land |
Taal is een prachtig iets Met letters kun je stoeien Verhalen, gedichten groeien Soms ontstaan ze spontaan, uit het niets Is en blijft dat geen wonder? |
Een volk heeft een eigen taal, eigen geluid. Heeft gedachten en spreekt die ook uit in tijden van oorlog en in die van vrede. Verstandig, vaak een doordacht besluit. Waarom ontbreekt zo vaak toch de rede? |
Mijn levende taal wordt dood gemarteld, doder alsdan Latijn zeg maar. Dood is dood, toch? zou je denken, maar hun zeggen 'Weet ik veel wat' en zij beseffen zich niet wat zij doen. |
Zijn woorden schuldig als ze achter tralies zijn gevangen van belangen en van haat: vijand onverlaat, verrader, heks. Trekken tegenwoorden aan de spijlen, worden ze gehoord of worden ze gedwongen tot verzwijgen als vermoord. |
En is de dood zo doodgewoon als je de liefste achterlaat? Een mond vol tanden die een mond vol woorden evenaart. Zoekt wie geen woorden vindt genoeg? |
Iemands leed te voelen Een luisterend oor te zijn Een groet, een dankjewel Fijn dat ik je hebt ontmoet Het ga je goed. |
Vandaag bundelen zich gedachtesporen Adem kent als zodanig geen kleur Op het knooppunt van ervaringen wisselen gedaanten hun ordening groeit onrust tot vraagtekens |
De golven geven antwoord: wij stelen ook op gepaste en ongepaste tijd neemt de zee ons en vele anderen mee naar dieptes, om later weer te geven, schoongeboend wat verloren was en ook zal blijven |
De golven van de zee zijn groots en machtig, wie denkt dan ooit aan de stilte daartussen in? Misschien is het de wind zelf of een verdwaalde zeehond wel. Wie naar de de horizon blijft kijken zal de rust daar vinden, de verte is en blijft als een soort toekomst, wanneer komen we daar ooit dichtbij? |
kabbelend golven de krabben in het zand in korrels bewogen door de wind erboven getuige van de stormen vertaald naar de patronen in de bodem reist hier de gist van de taal |
De zon komt met licht en met dampende warmte een straaltje schijnt door een kier wel tot hier het laat zich vertalen in groene verhalen en soms tot een lied van hoop of verdriet van toppen zo hoog en diepdiepe dalen |
Dichters dromen oude dromen. Met wonderlijke woorden laten ze landschappen ontstaan die eerst jaren later treurig eindigen in wind en water, tot ook dat zijn context heeft verloren. Er is geen ontkomen aan. Zij zijn de kinderen van de waan. |
Ik zat op het duin Zag jou in de verte staan vissen Je hengel ging krom, je ving een vis Ik werd blij voor jou, maar je was er niet |
Vist een verzenvisser soms naar woorden? Door de mazen van zijn net vallen 'de' en 'dat' en 'het' Om alleen wat van belang is in het ijs te conserveren Woorden die ik in mijn dromen hoorde Waar de toekomst op kan teren |
Ik riep wat ik kon alle woorden die ik ken traag zacht ongenaakbaar strelend wispelturig in mijn hoofd overwogen waar ze werden ingegeven opeens als gemorste pap op de tafel |
Het wonder van het alfabet Letters telkens anders neergezet Sprankelend licht of zwaarwegend donker Emoties in de vorm van een gedicht |
Een woord voor elke dag. Een spreuk voor elke week. Een motto voor je leven. Ik kom niet verder dan: begin maar weer opnieuw. |
geef weg de woorden en vraag niets terug weef een web van onzichtbare draden met het speeksel uit poëtisch beton beschrijf de drek en de worsteling de wind in je pen de zon in je kop Michiel Bollinger |
Letters rollen onstuimig naar woorden, En woorden vloeien zacht naar zinnen, Zinnen vormen een verhaal en dat wordt een 'mer à boire' van herinneringen, Die we koesteren en waaraan we ons laven. Hannie Lucassen & Gijs van Elk |
Deze reis gaat naar het eiland waar de beelden dreinen, onbesuisd spelen, als vanzelf opschieten en aanspoelen. In de branding raap ik die ochtend een voorouder op. Eenmaal droog blijkt het zinnebeeld van tijd, een verre nicht, weinig over mij te weten: schrijf ik toch zelf. Jaap Slingerland |
Ik heb … enkel wat woorden eb: Zandrollinkjes kwijnend weggeraakt In vloedend water dat witte schuimrokken Zwiert op donkere golvenkoppen. Tot de eb weer nieuwe maakt. Cor Wiegand Bruss |
Zand in mijn schoenen, schuurt mijn leest gepast Op de maat van de maan, golft het door mijn heden De zee fluistert zacht,verkoeld de branding het verleden En oh zo schoon bijtend van het zout, zinnig verslaat In een verhaal dat strand, dat de innerlijk strijd omarmd Jakob De Boer |
Zo, hier sta ik stil. Mijn tenen trokken groeven in het zand. Ik val voorover in de zee, ze neemt me mee. Uit de onmetelijkheid zijt gij geboren; tot de onmetelijkheid zult gij wederkeren. Ruben |
Geloof me, weg is weg en beter Laat me hier toch staan, alleen Voor mij geen gang meer samen Geen tocht, geen verte die ik deel In alle eeuwigheid, amen Mary |
Kijk daar gaat zo'n fladdergast, die takelt zeker af Naar de roddel van de hond en dinges draf Handen zwevend zwervend of hopeloos in het haar Meden en perzen ja zeker nee niet waar Ze heeft moeite met de woorden maar is taalkunstenaar Jolita |
Ze wilde weten wat het verschil was en besloot daarom zoals je kunt vragen of iemand zichzelf wil herhalen. Sahra Mohamed |
Wie weet van woorden zonder taal? Wie danst met mij een toonverhaal van levende gebaren van ogen die niet staren maar bloeiend vrede baren. Marlijne Hemelaar |
En toen de woorden alsmaar bleven verder stromen, werd ik door een onverzadigbare honger bedolven. Op den duur surfte ik enkel nog achter mijn dromen. Afhankelijk van de stroming : een dode plank op de golven. Vruchteloos te wachten op toevallige grootsheid. Mike Van Moorter |
Taal baadt aan de einder Ik laveer tussen duinen, kleef aan de polder en zoek grenzeloos naar woorden ─ rijmwoorden maar spoel aan in de lage landen Filip Vandewiele |
Een sterk vermoeden van samen in een boot, een schip dat strandt. Van brievenpost, van een bericht dat je niet wenst, maar jarenlang verwacht. Jacob van Geemert |
Kom ik binnen met een kroon van schuim of sla ik schuimbekkend kapot op de dijk In mij zowel mossel, kwal als vis Kiezen ze vastklampen, aanspoelen of netten Ben ik het die hun lot beslis? Benedicte Rouseré |
De ziedende zee bruiste, bralde en brieste, smeet met woorden die koosden of griefden Snakte naar een afgematte matroos of een sereen zingende sirene Het was dood óf liefde, wat je maar bliefde. Jac Naber |
Temidden van al die woorden, denk ik over Ik Terwijl al zoveel gebruikt zijn, zijn er ook zoveel Nog niet begonnen met bestaan, zijn nog onbekend Ik ken wie ik ben in het nu, maar wat zegt dat echt Want ik weet nog niet wat Ik word; ben nog onbestemd Naomi Semeijn |
Als je je ogen sluit … Voorgoed of voor even … Is dit het verschil … Je bent helemaal dood, Of blijft nog ff leven. Soraya Radouane |
MAAR WAAROM ZINGEN DE GOLVEN NIET, DANSEN WIJ NIET OP HET STRAND, SCHUREN WIJ NIET HET ROEST VAN OUDE STAKETSELS TOT PIRAMIDEN VAN STRALEND GLANZENDE TORENCON-STRUCTIES. Jaap Romeyn |
Rijkdom van de zee de golven, de slagen Keuren veranderlijk woordeloos behagen schoongespoeld verder gedragen. Roshni Tahapary |
Zonder golven geen geluid en zonder jou maakt het niet uit wat ik naar de zee draag en waar ik naartoe surfen kan. Want is er geen bestemming, dan krijg ik die schatten nooit aan land. Staf Nys |
Zovelen hebben tevergeefs gewacht Op een oorspronkelijke scheppingskracht Ik hoef geen water naar de zee te dragen Na hoogtijdagen komen hoogtijdagen Want beter goed gejut dan slecht bedacht Theo Danes |
Wie jat de zee, die het leven baarde dat later op het land: de aarde tot verdere ontplooiing kwam, de Jutter; een duurzame exponent van dit proces; een gouden vent! Ernst Mudde |
wat jutters laten liggen aan de vloedlijn, kan nog heel goed bruikbaar zijn. gewone dingen, zoals gewone woorden voor wat het mooiste is op aard: jouw lieve voetafdruk in het zand, de geborgenheid van je warme hand. Willem Baerts |
Kunnen woorden je bereiken als je elk verlies ontwijkt. Voelen de vondsten van de jutter hetzelfde voor wie terugdeinst van de vloedlijn, ik duw mijn tenen in het zand, ik wil schoonspoelen, voel het zout van de zee, voel hoe elk woord al is bedacht, geleefd, en ja, iets werd gejat, maar wat. Anke Cuijpers |
nil luciderte dall noktra russerski borbomski i rekatski dasolda mordantisch alemla menseskos hiulste e hateste oekraksie vreeznokte i weenokte Jan Versluys |
De bus, de bus, daar komt de bus. Hij brengt ons naar verre verten en soms als hij de weg niet weet dan rijden we een extra rondje en kijken naar de zwijnen en de herten. Henk |
Schrijven, spreken, luisteren we ook wel? Taal en tekst, het blijft verbazen of verbijsteren zo nu en dan Laat ons dus hoog van de toren blazen over alles wat men zeggen of schrijven kan Manon Kummer |
Woorden zijn mijn pogingen iets te openbaren. Iets naar buiten te brengen dat in mij leeft. Flarden, chaos en structuur, het is er allemaal. Maar mij, mij zie je niet. Ik ben er nog niet helemaal. Gerda |
Nee zo kan het niet. Het moet beter. Andere zinnen in het verschiet. Geen slakkengang met deuren. Ram de snelheid er maar in. Op weg naar de apotheose. Henk van Rookhuijzen |
hertalen, vertalen (niet) betalen kandatwel korte broek, bunny, chaos, kamer, tuin kandatwel zeurders, zevers, de jungle, de zee van woorden waar ook ter wereld tot je het kan … E.M. Bosdijk-Woltjes |
De woordenvloed van vondsten, geniale neologie, wordt door de tijd meedogenloos gezeefd. Dus wat ik zelf bedenk, elk nieuw uniek idee verroest, verslijt van lieverlee: vandaag bedacht en uitgebracht is het morgen hopeloos passé. Ludwich Verberne |
De zee van heen en weer, mee en meer alsof geen terugkeer van een late veer. Zout van zou, wil van wild, zwemzwom. Toch verder willen, dichter kunnen, plannen maken als een halve wereld rond. Vragen. Wij. Ons. Af. Paul lus Schrijvers |
Aanspoelen doe je door mee te stromen, Je kunt de wereld meerdere keren rond om toch aan te komen. Op onbekende kust ontstaat de mooiste oogst, zo lang er wordt gezocht, zonder vondsten. Antoinette |
op de beslikte plaat tikken rietstengels in de maat van de wind kijk je op, dan zie je de zee wegebben na het riet en de grijze klei, zandplaten vol voorjaarsvogels de horizon een morsecode zee eiland zee eiland ik zou zo willen oversteken naar mijn eiland aan de overkant (gemaakt door een Terschellingse die gister stond te kijken over zee bij Zwarte Haan) Jolanda Gooiker |
Ik kan er niet omheen. Het verband is te frappant. Werd eertijds de golf van twijfel genegeerd door een dichtgeslibd dovemans oor? Dan hoop ik nu op de ontstoppende schreeuw van pijnpunten in een deinende betekeniswedloop. Tom Bessemans |
Het begint me te dagen dat de dagen nooit om mij vragen, ze herhalen, dralen in het zicht van de volgende vermalen een etmaal tot seconde graven de jaren slinks ten onder Marcia Ottevanger |
Veeleer ben ik een vindster, deinend op het raakvlak van water en lucht, speurend naar betekenissen, zinnen gevend, wordende taal, voor oeroud leed en eeuwige liefde. Staf Versweyveld |
ik voed mijzelf met wat ik vind mijn hersenen vermalen alles wat ik tegenkom op straat en buiten maar ook in mijn hoofd zo maal ik zelf mijn eigen koffie, meel en mijn gedachten perpetuum mobile van te verteren en weer op te nemen food for thought Marjon Reinders |
Zou jij me lezen, me verslinden of meer nog, zou je me tot stof doen wederkeren, me geurend achterlaten als een net gedoofde kaars. De wind zal je vinden, zal je schreeuwend overwoekeren Horen zul je me, ieder teken, elk geluid. Marieke van Atten |
Nou nee, maar als de woorden vloeien aan alle sluizen open op gevoel. Het water ruist en suist over gedachten, die zich verspreiden als een wereldzee wie neemt ze mee? Ina Tanahatoe |
Je denkt nog altijd dat je schrijft met jonge woorden, maar de tijd ligt in een hinderlaag. Wat je doet is feiten veranderen naar toen alles beter was. Liever niet, maar het kan niet anders omdat er door je hoofd te veel verleden raast. Theo Raats |
Een glazen oog onder een huif van riet richt zijn beslagen blik op het verschoven oosten waar onder slapeloze luchten vergaderende vogels de stille wijdheid absorberen. M. Dijkhuis |
Laat vloed en eb maar komen er zijn oneindig veel woorden om te dromen van warmte en licht De einder steeds in zicht als herinnering aan de illusie Annemie Muyshondt |
We moeten dankbare mensen zijn als we van het schuim van de zee mogen proeven onze tenen in de rimpels van het wuivende strand elkaar bespattend met luchtige noten Patrick Nijs |
Gedachten als woorden Die buitelen ondersteboven in het hoofd Niets is kant en klaar Totdat de tong het woord verwoordt. En tot de ander mens weer tot gedachten leidt Lisa van den Ochtend |
Woorden, zinnen, komma's en punten, ze raken mij soms wel, soms niet. Van mijn geliefde vloeien ze door mijn aderen recht naar mijn hart, maar van de Belastingdienst, doen zij dat niet. Marinka Oudshoorn |
Woorden, woorden, woorden, ze zijn als voedsel voor de geest. Bouwstenen van de taal liggen in mijn handen. Verschillen tussen mensen begrijpen in een tijd van diversiteit. Een uitdaging waar we allemaal voor staan. Ik kijk graag de kunst bij anderen af. Bea Hartman |
Guirlandes woorden, zalig zacht ze knispervonken menig tal zo onbezonnen, nooit gedacht en zie en hoor: daar zijn ze al en roepen mij: kom, geef ons kracht. Lucas Kruse |
Ik golf wild mee, en alles wat ik schrijf blijft als een schuimlaag aan me kleven. Dat klinkt misschien wat overdreven, maar dichten voelt als weerloos deinen, alsof ik in een zee van woorden drijf. Onno-Sven Tromp |
Maar ach. En wee. En wat nog meer dat aan de taal werd toebedacht? Het is langjarig ook, dit zeer, dit vers dat steeds weer wordt verwacht, de woordendief die het niet bracht. Gust Peeters |
Aan deze oever sta en staar ik. De overkant - de andere kant van mijn zien. Misschien staat daar iemand te staren over het water - en vraagt die zich af of daar iemand staat te wachten. Rob Haster |
Of is het zand dat achterbleef op het land de zelfkant van al dat dat geen eiland kan heten en spoelt het water nu door ons geweten zodat we eeuwig moeten wachten voor we de volgende vangst gaan slachten Erna |
Wie is ik die hier is, hier en nu en naakt? Wat te vinden als hij strandt, of waar te blijven als hij schrijft? Heeft hij soms zijn hart verpand? Louis Houët |
Alles aangespoeld en verloren, aan de voet van oceaan en zee, gewassen door het zilte water en gebleekt door de zon, dat van alle zorgen ontdaan, neem ik mee. H.R.Briede |
Eigenmachtig of machtig van zichzelf? Woorden blijven stromen, gaan en komen. Al zou ik willen, ik zou niet kunnen of durven hopen, dat het anders zou moeten zijn. Maar alleen dat al maakt dit dichten zo heerlijk fijn. Doris Canter Visscher |
Naast taal, maar dan zelfs zonder woorden is muziek de vertolker van het wezen van de mens noten, harmonieën, melodieën, klinken zo intens dat geen geest onbewogen blijft en diep onder de indruk raakt van zijn akkoorden. Ewald Walta |
De wurden dy't mem ús learde yn 'e widze lizze nou te sliepen út 'e wyn. Sy binne foar de âlden net mear blyn mar de jongerein litte it lêzen lizze, lústerje net nei heit, mar Europapa. Feike Oppewal |
Ik ben al woorden en ook beelden kwijt Het is een kwestie van (weinig?) tijd Dat - samen met mijn verleden - De taal uit mij glijdt C.A.A heet het, waaraan ik lijd. Hans Jansen |
want ooit galoppeerden paardenhoeven dopplerend mijn hart voorbij, nu sta ik hier en zie mijn zee, mijn grote wachten, een tel nog voor ik verderga, een eeuwigheid waarin ik luister naar het al Ina Schroders-Zeeders |
Terwijl de taal zich voortrolt door de jaren, gelijkend op een sneeuwbal als het vriest, die heel veel meeneemt, soms ook wat verliest van wat gezegd wordt door beoefenaren, zoek ik een woord om altijd te bewaren. Hans Manders |
We beschikken over niet meer dan 26 letters. We kunnen er mooie woorden mee verzinnen, bouwen zinnen, maken mooie gedichten, bedenken verhalen. Duiken daardoor in een prachtige woordenzee. Menno Koopmans |
Het spijt me dat ik dichter ben en daardoor in mezelf gekeerd zodra ik het symptoom herken is het te laat, het gaat verkeerd ik hul mij in afwezigheid. Bert Deben |
Wat is de zee anders dan bewegen met getij. De rimpels van de tijd zijn te zien, en horen als motief in vijven. Hans van Iperen |
jagers zijn we, verzamelaars van nutteloze feiten en woorden die als wolken voor de waarheid schuiven dit schaduwlandschap vraagt een nieuwe taal alleen verbeelding kan ons redden Hannie Massuger |
Ik spoel mijn dromen van me af, de laatste resten nacht. In het wakker worden, denk ik hele zinnen soms. Maar de woorden stokken, ver voor ik ze zeggen kan. De sluis geeft dubbelrood, geen schip dat al naar buiten mag. Peter Veen |
Woest en ledig is de zee. Steeds sneller snellende golven, De orka’s zwemmen ook mee. In het maanlicht stralen de sterren, Een nachtzwaluw klinkt van verre. Ephraim van IJzerlooij |
Ik doe de doos met woorden open Pak er willekeurig drie uit En leg ze voorzichtig in de vloedlijn waar de letters zich vermengen tot één onuitspreekbaar nieuw woord Cor van Vuren |
De horizon is een streep van platgeslagen woorden, Ik ben de zee Ik ben de hemel Ik ben een stip die woorden schildert tot de zee ze wegspoelt. Jan van Ommen |
De zee oogt droog. Diep als mijn verlangen Om jou dichtbij te zijn We kunnen niet gissen waar weten de regel is. En toch doen we het, steeds die pijn Sam Van Loon |
De zee, wat doe ik ermee? Ooit zwom ik in een olielijn, vettig vies kleefde mijn huid. Op de ka mocht moeder me afsoppen, toen het nog mocht: olie droppen. Ada Buizer |
Die waterdruppels zijn hier al eonen Voor altijd stromend naar de oceaan Gedronken door reeds uitgestorven beesten Gelachen en gehuild in elke traan En nu verkoelend voor mijn zomerzonen JW Goedhart |
Maar ik voelde de letters als slijk door mijn haren gestreeld, afgemat en vervuld. Ik sidderde: zag jij dan ook precies de kleuren die mijn ogen sierde? Gelukkig ademde iedere kieuw onder mijn voeten een andere weg. Nooit zou ik snakken. Marilieze Hoek |
Er is ‘n kunstmaan aan ‘t firmament verrezen datasystemen om het innerlijk geluk te meten een beeldschermgod, maar zonder geest als een verveelde digitale clown gekleed ben je je innerlijke stilte niet vergeten. Jan-Paul Rosenberg |
Zandkorrels in overvloed. Op dit strand Van herinneringen zoek ik ze bij elkaar, een handjevol en maak er woorden van. Woorden van niks en van niemand dus, Jawel, ja hoor, kijk, ze vallen losjes uit elkaar. Johan Eimers |
Zo, daar stond hij. Zijn krop vol en zijn kop dol. Haar spleet oogde verroest, versleten, afgeleefd en dan: hij had geen rubbertje mee. Nee, verstandig was dat niet. Want straks zit die zuiper met een druiper op de plee. Jared Montoya |
Staand op het strand, mijn blik naar het westen zie ik de golven zich terugtrekken bij eb De zee, een zeilboot aan de horizon Daar waar hemel en aarde samenkomen verdwijnt langzaam een grote rode zon Annette van Gemerden |
Zonder klagen ging zij heen: Zij wist: ik ben daar niet alleen - dat zeker weten gaf ons rust Tot afscheid heeft zij mij gekust, mij rest respect, en geen geween Herman E van Vuure |
Daar: mijn kaft, in het wijde blauw al bleker. Het moois eraf. Blijft: was er maar geweest, had ik gedurfd, geschreven, gelachen en gebeefd. De branding van: ik zou nog en ik wou... Wegdrijven met eb. Dat het meest. L. Sahli |
Een man klust in huis. Oorverdovend de herrie, vergeet te slikken het denken is ook gestokt. Was ik maar bij zee. Eveline Baan |
Zo lang wij spreektalige dieren bestaan, vloeien de woorden. Woest, zacht, vermetel, van god en alleman gegeven, vergeven en verlaten. Bulderend, zacht zoemend, zwijgend. Zo lang er spreektalige dieren zijn zullen de woorden blijven stromen, Bouwen. En meer kapot maken dan ons lief is. Livia Verstegen |
Sinds drie jaar staar ik regelmatig naar de vloedlijn, Herinneringen ophalen aan momenten en gevoelens. Om de een of andere reden gaat dat beter als het onwijs hard waait, Dus kom ik hier steeds vaker. Gek, zoals dat loopt. Vincent Burger |
Lopend door gras en zand. Ieder sprietje trekt mijn aandacht naar zich toe ik weet, als ik ze pluk heb ik slechts een handje vol. Dus nee, ook vandaag neem ik er niet mee Martje ingenhoven |
Hoe ik luister? Geboeid. Zo goed en zo kwaad. Paradoxaal als het lopen van risico door stil te blijven staan nu het een of het ander weer aanvalt (of wegvalt als luchtdruk, wegrukt wat vastzat en liever niet los mag). Zo vol begrip dat het benauwt. Vicky Francken |
Jouw woorden, zo vaal als De kaas op je verjaardag: “Ik mij ik mij ik mijn” Ik. Wijn. Ik. Wijn. Ik. Wij Alleen ben je klein. Charlie Meadow |
Poëzie valt Madam Grammatica in de rede en wijst naar de taart met een zinsnede: “Poëzie is de kers op de taal het is voor tekst en spraak een warme sjaal en verdient elk jaar wel de gouden graal. Tuncay Çinibulak |
In elke zin tref je soms onzin mijn wonderschone zeemeermin al zin je op nuchterheid en logica in gesprekken val je zo nu en dan buiten de zinnen van de grammatica. Tuncay Çinibulak |
Als je je hond eh ik bedoel je tong niet aanlijnt verwordt elk woord tot een monster en komt zonder verdrag geen einde aan de Tachtigjarige Oorlog in Münster. Tuncay Çinibulak |
Dichten is touwtje springen zich aan woord en spel binden als woorden zich niet letteren breekt de dichter zich het hoofd zonder maar één woord af te breken. Tuncay Çinibulak |
De eindeloze golven vloeien als pen op papier. Een oceaan van letters en woorden die dromen over verhalen van weleer. Een herinnering, een mijmering over vroeger. Waar brengt de stroom van herinneringen ons naartoe? Klas 4 Moderne Talen (Atheneum Martinus Bilzen) |
De woorden hangen doelloos om mijn nek Te oud, te moe ik kan het niet verbloemen Onafgemaakte verzen van een oude gek Verdienen zelfs bij Onze Taal geen plek Ik kan mijzelf niet meer een dichter noemen Bas Boekelo |
Het weekend was een emotioneel modderzwijn. Iedereen besmeurd en onder de derrie drap. Maar ja bruin is wel de aardse kleur van veiligheid. En inderdaad, ook moeder bleef veilig in haar rol als nepvriendelijke buurvrouw. Met warme woorden die bevriezen in ijskoude lichaamstaal. Anouk |
Ben je daar nog? Ik volg vloed en lijn maar ben alleen met de wind die met stroeve slagen woorden verstuift. Weg waaien ze. Zoals weg bij vermissing of dood. Ik vind hout, schatten, China mades en S.O.S.-noodkrabbels in groene flessen. Alles, alles gaat terug in schatbewaarster zee. Alleen mezelf neem ik mee. Doré van Halder |
Toch weer in het gesticht. Was dat nou nodig voor zo’n kut gedicht? Eén strofe, meer niet. Laat me hier godverdomme uit! Groeten, Sint en Piet. W.D. Oerbanov |
Maar morgen wordt alles anders Ja, morgen wordt alles anders Kom, morgen wordt alles anders O, morgen wordt alles anders Halleluja!, morgen wordt alles anders |
Zie ik jou, armen als takken. Fonkelen bladeren verblindend, verhullend en ontegensprekelijk verbinding aan. Nestwarmte, onder de lonkende boom, door tegen je stabiele stam te staan. Herman Weima |
Geluk is soms Het rood van de ondergaande zon Langs de bergkam, oplichtende dorpen Krekels op de achtergrond Chet Baker, Let’s get love. Tonny Evers |
Stralen van de opkomende zon en van de dalende maan. Ik zie ze en weet dat de dag eindelijk verder zal gaan. Vandaag, morgen en ja elke dag opnieuw beginnen. De ochtend als belofte waar je dromen aan kunt pinnen. Dus lach en geniet, ook al is het met een zalige traan. Sharon Kester |
In mij groeide plots een stil verlangen Naar de ziltheid van de zee Naar de gehevenheid van de zeilen en gaat jammerend aan de wind dit steels verlangen van een kind. Y. Postema |
en op die scheiding van land en zee zingt de ontmoeting haar lied. waar woorden aanspoelen als schelpen. die openen en sluiten in het ritme van mijn slaande hart. opgenomen in de eindeloosheid der getijden. wie ziet, wie hoort, wie is? Tjinta Jansen |
en hier ben je dan je kijkt de oneindigheid in waar je de juiste woorden zoekt zijn ze al gezegd of zitten ze nog vast in zoete kinderdromen Geertrui Walleyn |
Ze komen van boven, vallen in weet ik welke doos waaruit ik ze verbaasd, bewonderend optil, Aarzelend hopend op vreugde en bijval dat ik hen verkoos Jan Nieuwenhuizen |
Het kost zo weinig, het is zoveel. Een woord een uitgestoken hand. Zomaar met je hart iets voor iemand doen, met wie je ergens plotseling bent verwant. De liefde is het allerhoogste goed. Loes Boersma |
elk ding heeft zijn lied en moet gezongen worden. anders bestaat de berg niet. zanglijnen zorgen voor navigatie in het universum. ze brengen de wegen tot leven. De moeders tekenen enkel in het zand. Zo bestaan de aboriginals. Mileen Janssens |
Zoals mijn woorden een schakel smeden tussen wat anderen fluisterden en riepen zo wil ik ook zijn. Verbonden met wie mij lief is, deel van een keten vrijwillig vastgesnoerd Griet Coupe |
En hier blijf ik. In mijn houten jas wachtend op het juttersgebroed dat mij vakkundig totaal ontbindt tot een zielloze woordenvloed en de vloedlijn zich opnieuw uitvindt. Pieter van Wissing |
Nee, een jutter houdt van de zee Geef mij maar je golvende billen En je stille mond bij eb Je jachtigheid bij springtij Is het hoogst haalbare Rik |
woorden wervelden overal toen in golven in een lach in het licht langs de vloedlijn nu ebben ze stilletjes weg komen pas weer tevoorschijn als het moment voorbij is Greetje de Klerck |
En nooit, nooit zal ik je vergeten, Laura van polder Tiengemeten! Al was je van de Mont Ventoux weggeblazen en naar de hemel toe bij Petrarca gaan uiteten maar nooit, nooit zal ik je vergeten! George Meijers |
zeg, hallo, hey, hoi en hoestie oh ja en hoe gaat het? Pracht de nacht de dag en de natie met roos en druif en de lelie. Ahh hoe zal mijn ziel mijn dochter inleven haar dochter de trein uitzwaaien zaaien en de hallux in haar schoen wringt. Maria |
En als woorden konden praten Dan riepen ze zichzelf Ik ben de stoel en ik de tafel Ik hou van jou En ik mijn wafel Erik Harteveld |
Als alles gezegd, leven slechts herinneren in beeld is gelegd, dan breekt spiegelsymmetrie en herneemt leven ritme. Vincent van Hout |
Gekerfd door het leven, gemazeld en gepokt beland ik voor je voeten, toe dan neem me mee Het zout ontnam mijn nagels, voel maar eens hoe zacht Jut en steel mijn houten hart en maak van dit stuk drijfhout jouw houvast in de nacht Danny Keff |
Zo ben ik: mijn woorden staan tussen wolken en het firmament schept vernieuwend silhouet. In die gedaante trek ik ze weer aan. Een volgende betekenis is bezet. Norbert Kalker |
kabbelend golven de krabben in het zand in korrels bewogen door de wind erboven getuige van de stormen vertaald naar de patronen in de bodem reist hier de gist van de taal Joachim |
In vele gedaanten val ik te ontwaren. Ik klink zoals ik wil, uitheems of bekend, maar ik ben wie ik ben, ongeacht waar ik ben en grossier in verhalen en torens van Babel die grimmig en wreed zijn of aangenaam zen. Mereie de Jong |
Woorden, vragen, antwoorden, ze maken je wijzer, ze verontrusten, ze misleiden al naargelang de spreker, de luisteraar. Luister aandachtig, spreek voorzichtig: het misverstand ligt op de loer. Hanneke Otten |
Letters die Tango's dansen op mijn digitaal papier Proberen te beschrijven wat mijn brein zeggen wil. Chaos, een alfabettenbrij op het scherpe beeld. Gewild, maar nog betekenisloos. Bepaal jij Waar het heen gaat als de storm verstilt? Adine Minnee |
Zie mij in witregels en waterstromen al eerder schreven deze woorden zich in het zand Maar als het water stijgt verzanden ze weer Iedereen kan opnieuw beginnen met vinden van Je bent de eerste niet en ook niet de laatste Pieteke de Boer |
Het echoot, echoot, nooit is het stil Eindeloos is hij, de overkant Tomeloos getij kabbelt, vertroebelt, slaat, versnelt, vertraagt, verdwijnt Sta roerloos, zie ondoorgrondelijke golven, hoor echoënde stilte In de greep van de hoop de einder te kunnen raken Grace v den Dobbelsteen |
Of zal ik putten uit een oceaan van talen, die brabbelend over de tot zand versleten paden van de toren van Babel haar verhalen, vermomd als schelp, aan een oor te fluister legt? Je zegt het nooit als met zoveel daden: Hier golf, daar ga je. Maaike Klaster |
Bij eb spoelen de versleten verbruikte woorden terug in zee waar de golven ze blinkend schoon wassen. De vloed brengt spiksplinter nieuwe woorden op het strand als schelpjes schitteren ze op het witte zand. De zee gaat eeuwig door, altijd genoeg woorden, nooit raken ze op. Marijke Visch |
Een golfslag aan woorden. Met het ochtendlicht zijn ze verstaanbaar. Op de wind gesproken aan de anonieme wandelaar van de kust. Licht en wind zullen onze gedachten verstaanbaar maken. Over en weer. Jann H. Stienstra |
Woorden bloeien in vloeiende akkoorden, de woorden zingen de waarheid rond. Woorden zoeken leven en plegen moorden, een wereld vol welwillende woorden stroomt uit mijn pen, golft uit mijn mond. Nette Menke |
Waar oren horen nog te luister volmaakt gewetenloos gefluister het overweldigend gedoofde duister van bidden en zingen en minnen buiten nissen en dingen en zinnen Erik Boers |
Wat geen prijs heeft kan geprezen worden aanbeden zelfs of toch verguisd De vraag is wat er in mij leeft wat ongeweten in mij huist. Willy Kleijne |
Wie anders draagt herhaaldelijk woorden aan? De zee is een taal en taal is een zee, sprekend Van wassende getijden, gevoelens, gedachten Boven een muisstildiep brommende bodem Onder glinsterende speren van licht? Inge Boulonois |
de zee die geeft en de zee die neemt daar mag ik van nemen toch? soms kabbelen mijn woorden lispelend langs haar vloedlijn dan weer storten ze beukend als de branding op de kust die niet kan wijken ik sta tot mn enkels in water Marion Groenenboom |
Ik beken, ik steel en hoop dat ook ik bestolen word, in zinnen ingesleten woorden gepolijst en ontelbaar keer geboend, steeds opnieuw benoemd, beluisterd, gefluisterd of luid en klaar voorgedragen. Is dat dan niet het zoetste eerbetoon? Christine Van den Hove |
Alle woorden die ik schrijf, zijn ooit tot mij gekomen. Binnengesijpeld, kropen in mijn pan, vulden mijn hart, voedden mijn ziel. Dansende vuurvliegjes. Komen mondjesmaat in korte zinnen naar buiten en ik zeg hoor! Mijn stem. lian |
Je moedertaal is je uit de mond gestoten. Besmet geraakt met buitendijkse homofonen. Luister dan naar het rumoer op de dijken. Genereer overloopgebieden, versterk dijken leen fonemen, vind lokale varianten. Dinie Sophie Fintelman |
Is de dichter een schooier van woorden? Bijeengeraapt, gelezen uit talloze bladen. Gedachtenloos letters gestrooid in soep. Wachten op kruidige trillingen uit oerknal. Zinnen vormen zich zoekend naar regels. Hans Mellendijk |
iemand begint; staat schuivend van zijn plaats op. dan volgen éen voor éen de andere bezoekers. staan schuivend van hun plaatsen op. zware luifels komen in beweging. ‘hoeveel tijd heb je nodig?’ Roelof Schipper |
En elke morgen sla ik de wereld open Iedereen komt langs Met zorgen verhalen verdrietjes En in de kleinste gedaanten Soms nog een glimmertje hoop W. de Beuk |
Aan een boom in mijn droom hangen duizenden woorden Geen blaadjes maar praatjes aan haakjes en koorden Ik mag er één kiezen, heb niks te verliezen Zie 'rijkdom' en 'roem' wel, maar ach Ik klim liever wat hoger en pluk daar de 'dag' Maarten van Petersen |
Is de koning van het avondrood een merel? Hier heerst hij om het hoogst, vibreert in mij. Dit lichte trillen in mijn keel, mijn ribben zwarte veren, geel oranje mond, geslepen aan wat stenen. Spitser nog de aanzet tot, dan zwelt mijn borst. Iets zweeft. Monique Wilmer-Leegwater |
Wel, ik ben hier. Met golven als gebaren voelt water zacht hoekig en pril Besef: ik ben oneindig, ik groei mijn zilte inborst stort alles op strand wat een vinder wil vinden Hans van de Pol |
De zee bevat talrijke schatten net zoals de taal vol wonderbaarlijkheden zit. Af en toe duikt er iets op aan het oppervlak en net zoals de jutter gaat de dichter met zijn vondsten aan de slag. Annie Nouten |
Ja, daar was ik ook! Met wille schuimkoppen golfden de woorden driftig naar de lucht. Ik weet: zij willen nog hoger dan de zee grijpen, graaien, en pakken met veel eerzucht want schuimende woorden zitten daar niet mee. Cees Terlouw |
Je wil woorden temmen, ze wrikken uit hun rust ze schikken naar je lust en vrij zijn in hun klemmen. toch blijven het onhandelbare dingen die je ooit haast heimelijk ontgingen - vol dom gerijm als stollend slakkenslijm Jef Vermaere |
Weerspiegeld in een traan gloeit er een vonk van binnen die eropuit wil gaan. Hij steekt een vuurtje aan. De vlammen worden zinnen. Steven van der Burg |
In een onverstoorbaar ruisend klinken brandt mijn golfslag van onuitgesproken klanken. Het zand draagt mij als een moeder, leest mee wat gezeefd in haar te rusten komt. Jij, raap op de woorden, wees niet bedeesd Sjoerd Munnik |
want ik red ontheemde woorden, ik neem ze in mijn mond, keur ze op mijn tong, fluister ze zachtjes in het oor van mijn lief zaai ze in een gedicht, laat ze beroeren en ontroeren laat ze groeien tot ze ons ontwortelen uit het alledaagse Annette Akkerman |
En ook zo mooi: het voelt zo vanzelfsprekend maar als die fijne vanzelfsprekendheid eigenlijk nietszeggend blijkt? Gewoon stil bij elkaar, niet verder dan tot stommetje spelen reikt. Dan krijg stilzwijgende aannames over wat je eigenlijk wilt, voelt, denkt … vanzelf. Manon Janssen |
Zie hoe je daar rent aan de vloedlijn langlauft over het zand met gespreide tenen Rep je terug naar huis, zet zwarte koffie aan je schrijftafel betast je de woorden op het touchscreen in je schedel Annika Cannaerts |
Daar ga je, zó zeker van jezelf. Eerst was je nog kwetsbaar. Maar nu niet meer. Alles is goed gekomen. Zodra jij er ook in begon te geloven! Iuri Martins Beltrão |
De letters maken samen woorden, zinnen. Wat moet ik zonder hen beginnen: Gedachten door de bedding van de taal. Want waar je geen woorden voor hebt, Daar stopt het denken. Of start daar wartaal? Martinus Bos |
Online schrijver, van pixels en patronen. Je bladzij is een hellend vlak dat aan je toetsen- bord geplakt lijkt met een ultradunne pen. Hoe geef je lading aan een draad als die geen her- sengolf doorlaat maar enkel elektronen? Gera Pronk |
Voor mij is ieder woord gevonden als voorwerp, uit de lucht geplukt of door dromen gevangen tussen bomen. Luister goed. Het bos slaapt nooit. Annet Zaagsma |
Liever zou ik een zandkorrel zijn. Weten hoe het is. Ribbels in zand vertonen een wetmatigheid, de grootste maar ook de kleinste korrels bepalen het patroon. Van Schiermonnikoog tot aan de Sahara rimpelt dat geluksgetal als zinnen in een gedicht. Suzanne Klinkhamer |
Kom, daar gaan we. Met schriften als rolkoffers. Voelen onze voeten als nieuw. Pas leren lopen, op weg in de tijd. We gaan schrijven vanuit ons hart. Verhalen delen een hele week. Zal het ooit gaan vervelen? Jannie van Maldegem |
Al sla je me dood, ik geef nooit toe Aan je rücksichtlose Erpressung die je hebt afgekeken van je vijand en die je nu verwijt aan wrede neonazi's geef ik geen succesvol gevolg, Vladimir George Meijers |
Is wie zich uit anderen vergaart een dief, en wie zich slijpt aan zijn muze een opportunist? of laat hij het leven gebeuren zonder verzet, durft hij als de naakte nar het ganse theater te spiegelen tot onbedwingbaar herkennen? Margot Bach |
Wat kunnen woorden doen als een geliefde is gestorven vertellen van toen en toen verwarren, verdelen, bederven -muziek- ook vertrouwen, vertroosten Brechtje Hoogeboom |
Op woelige baren, gehuld in donkergroen glas, komen ze tot mij, die las wat ooit was. Vervlogen tijden, ze herleven, hervinden weerklank in mijn wezen. Ik besef, tijd zal vergaan dus waarom zou ik ooit vrezen? Michael Eisink |
We delen de wereld. Het strand, de lucht, de zee en de taal. En elkaar Met elkaar Maken wij het verhaal Anne |
Oneindig is in je hoofd de woordenstroom voor gedachten en ideeën, als je het toelaat wellen ze op en boren ze bronnen aan maar wat als het verstart, ben ik er dan nog? Christine De Soomer |
Wij zelf zijn immers ook niet nieuw. We zijn het water, zijn de roest Leven, en dan weer vergaan tot deeltjes waaruit we zijn opgebouwd En dan weer van voren af aan. Reina Sierat |
Dus zo loop ik naar taal te sprokkelen Naar woorden op de golven hier gedragen Ik vind mooie exemplaren, of mooi van lelijkheid Vele woorden liggen aan mijn voeten Maar voor de beste moet ik me in de branding wagen Gerjan Timmerman |
Slechts druppels nemen wij op, de jutter en ik. Zwelgend in hun verhalen voeren zij ons mee op onbekende stromen tot wij opgeslokt door gedachten zullen meedampen in hun oneindigheid. Rose Rodrigues Pereira |
Mijn onmetelijkheid manifesteert zich in wandelpaden tot aan de horizon. Welk doel het stiefelen ook heeft: Elk pad is al eens bewandeld, maar Wordt keer op keer anders beleefd. Willem van Braak |
Herkenbaar ondanks mijn veelvormigheid. Ik word in zachte tred of stelselmatig metrum voortgezet. Ben soms te rijmen mét, als mijn ontdekker het verkiest. Maar ’t kan ook zijn dat die zichzelf en mij gewonnen geeft aan vrijwel ongetemde woordenstromen. En toch niets verliest. Jan Jaap Wubs |
Een jutter is iemand die put uit een gigantische bron. ‘s Winters koud, ‘s zomers verwarmd door de zon. Ook voor een schrijver moeten woorden stromen. Om tot een boek te komen. Heel soms komen de ideeën gewoon aanwaaien. Carola |
Niet opgeven nu. Standvastig en zonder chagrijnen Blijven de regels staan, komen tot leven. Besef: er komt ooit een punt dat het mooi is geweest. Oneindigheid maakt immers nooit iemand mee. De finish in zicht, van de kop naar de staart en de lezer tevree. Else Laura Rademaker |
Mijn woorden varen mee op deze zee Meanderen langs gevoelige oevers Kabbelen voort naar onbekende oorden En daar, daar komen ze aan land Om ongefilterd gelezen te worden Drik Heffels |
Oceaan van taal en taalgestamel Adem hortend, strompelend Verdampende betekenis Hemel die - o, hemel - die naar monden snakt Marc Bruynseraede |
Woeste golven, de zee neemt en de zee geeft. Een eindeloos continuüm van golfbeweging laat schatten los op de verlaten kustlijn. De jutter aanschouwt ze, verheugd neemt hij ze mee. Zal dit een aanwinst voor z’n collectie zijn? Sharktale |
In de branding van gedachten, zoekend naar zin, Drijven de zinnen als schelpen, door golven van tijd. Een jutter langs de kust van het onbekende terrein, Verzamel ik de taal, waar de ziel haar sporen slijt. Carole Krans |
Zwoegend door het loodzwaar zand, ploegend naar de kruin van het borstelige duin weet ik de zee woest achter mij schuimbekkend tegen 't strand. M. Dijkhuis |
Soms hevig als een storm Die het eerst zo zachte zand laat slijpen en snijden. Als ik dan mijn woorden tot stilte maan, ben je niet stuk, maar glanzend gepolijst M. Dijkhuis |
De woorden werden me gegeven. Ook al zijn ze verroest, versleten, afgeleefd. Ik weet niet waar ze vandaan komen, ze verschenen. Mijn oma leerde het me: wees dankbaar als iemand iets geeft. Dus draag ik ze als kostbaarheden met me mee. Vera Boertien |
En dus, ja, daar ga ik. Geen groter genot dan woorden met roodbruine kringen opvissen, met rafels en gaten, en enkel die gaar-gebruikte begrippen hergroeperen. Geen zorgvuldige vormgeving van eigen makelij, maar het gemakzuchtige van gefundenes fressen voor de dichtende junk, die ik kennelijk ben Ina Kluvers |
Het mag misschien wat eenzaam klinken Maar ik zoek letters op laag water En zinnen in de vloed Ik schrijf verhalen over springtij Zodra ik taal maak, maakt zij mij. Anne |
Elk woord is al vele malen gebruikt In ontelbare zinnen, steeds van gedaante verwisseld Dan zuiver, dan hard, dan sluw of harmonisch en steeds met betekenis, al is het soms klein Esther Oskam |
Hoe oud ook het woord is, hoe vaak ook uitgesproken, of neergeschreven, gebeiteld in steen of getypt, Hoe vervormd ook naar de mode van de tijd Het is weer nieuw als mijn mond of de jouwe Het glans geeft alleen al door 't gebruik. Frank Bekink |
Jutter of jatter, wat maakt het verschil Wat was, is weg Wat komt, gaat weg Slechts stilte rest Als alles is gezegd Maaike van Utrecht |
Wat zijn vijf regels Als ze eindeloos lang zijn Het leven is kort Te kort voor eindeloos lange regels Leve hoog, leve lang hieper de piep Emmy van Haastrecht |
Zo mijmer ik hier op mijn loopje langs de kust, over al wat werd geschreven Zoveel wat me heeft beroerd, geraakt, geluk gegeven Dankbaar ben ik voor wie de pen heeft opgenomen, voor al die mijn leven zoveel fijner hebben gemaakt, zonder lezen was ik onvolkomen Karin van Druenen |
Zou ik misschien, of zou ik niet? Ik sta aan de afgrond. Achter mij klinkt een hond. De zon komt op. Ik sluit mijn ogen voor altijd. Bianca van den Heuvel |
Als taal zich uitstrekt over era's, jaren Welk gedicht is dan het langst? De eeuwigheid van woorden, zinnen Spreidt zich uit voorbij de einder, Veranderlijker dan het weer. Mirjana Pannekoek |
Je voetafdruk is in de vloed verdwenen Er resten nog wat schelpjes van je naam Maar voor springtij, volle maan verschenen schrijven alleen nog majestueuze wolken Je lichaam, ogen, mond, je lijf, je benen. Frouke I. Welling |
Dat was het dan, de woorden weggeappt Het papier weer ongerept Wachtend op een nieuwe vloed van vibrerend dichtgebroed mij rest slechts groeifantoompijnen Casper de Weerd |
Ik kan het zo vers en zo kers al surfend niet zeggen, zo vleiend en vloeiend, ik voel het niet, nee. Wel doe je me stomen op golven twaalf hoog, onmetelijk is -denk ik- héél nat maar niet droog. Dus weet, Maud: een jutter is gelukkig een jatter van de stijgende letterzee! Anna Crevits |
Vergane glorie of de koning te rijk Helden zijn weerbarstig, in de toekomst, het heden en in de voltooid verleden tijd Durf te leven, leef en ga leven, Geniet met volle teugen, doe wat je wilt en volg je hart. Maak er wat moois van, creëren is de toekomst, Wat niet weet, wat niet deert, oud gedaan is jong geleerd. A. Wiegersma |
Zie. Hier was ik. Het onmetelijke versneden tot een handvol regels, versvoeten verzilt het als flessenpost weer meegegeven stiekem hopen dat iemand aan de overkant zich, al is het maar even, gevonden weet. Verstilt. Maud Vanhauwaert |
Meer over Taalpost
Taalpost is een gratis nieuwsbrief met taalnieuws, taalweetjes, uitleg over moeilijke of nieuwe woorden, oproepjes en meer.