Talen in de Europese Unie
Welke talen gebruikt de Europese Unie (EU) eigenlijk? Een lastige kwestie, want de organisatie telt 27 lidstaten die bijna allemaal een eigen landstaal hebben.
Vanwege de taalverscheidenheid is het lastig om alle lidstaten tevreden te stellen. Toch houdt de EU rekening met al haar leden: ze heeft ervoor gekozen om de verschillende landstalen als officiële EU-talen te erkennen. Dit is met name gedaan omdat men vindt dat alle EU-burgers het recht hebben om te begrijpen wat er binnen de organisatie gebeurt. Zeker met het oog op de Europese regelgeving is dit belangrijk: wettelijke rechten en plichten kunnen alleen gelden als ze begrepen worden. Je begrijpt wetten uiteraard het beste als ze in je eigen taal zijn opgesteld.
Op het moment zijn er 24 officiële EU-talen: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds. Vier lidstaten, waaronder België, hebben geen 'eigen' landstaal.
Praktijk
De 24 officiële talen worden allemaal gebruikt in de communicatie met en binnen de EU. Er werken dan ook veel vertalers en tolken voor de Unie. Toch worden niet in elke situatie alle talen gehanteerd: het is te duur om voor alle Europese instellingen vertalers en tolken aan te stellen. Er is daarom bepaald dat soms genoegen mag worden genomen met een officieel erkende werktaal: Duits, Engels of Frans. Maar wanneer mag dit precies?
Wetten en andere documenten die van groot belang zijn voor het publiek worden in alle 24 talen opgesteld. Daarbij zijn het publicatieblad en de website van de EU in alle officiële talen beschikbaar. Er is bovendien wettelijk vastgelegd dat burgers het recht hebben om in een zelf gekozen officiële taal te communiceren met instellingen van de Unie.
Ook de leden van het Europees Parlement hebben het recht om in hun eigen taal te schrijven en te spreken. Er zijn daarom zelfs 'tolkencabines' in de vergaderzaal van waaruit tolken direct vertalen voor parlementsleden, die hoofdtelefoons dragen. Dit zorgt er wel voor dat de communicatie in het Europees Parlement een stuk trager verloopt dan in nationale parlementen.
Voor belangrijke vergaderingen waar vertegenwoordigers uit alle landen aanwezig zijn, worden ook tolken ingeschakeld. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de Europese Raad als de ministers van de lidstaten vergaderen.
De Europese instellingen mogen zelf bepalen welke taal of talen ze intern hanteren. In de meeste instellingen wordt gebruikgemaakt van een of enkele van de officieel erkende werktalen, meestal het Engels. Vaak ook wordt gesproken in de taal van het land waar de instelling gevestigd is.
Kritiek
Hoewel het taalbeleid democratisch lijkt, is niet iedereen tevreden. Duitsland heeft regelmatig geprotesteerd tegen het feit dat het Engels en het Frans vaker als werktaal worden gekozen dan het Duits. En de Italiaanse premier Berlusconi zei in juli 2008 dat de drie werktalen een te belangrijke status krijgen ten opzichte van de andere talen.
Soms worden er verzoeken gedaan om kleinere talen officieel te maken. Hoewel de EU zich inzet voor minderheidstalen – er is zelfs een commissaris die zich speciaal met dit onderwerp bezighoudt - worden die verzoeken niet ingewilligd omdat de groep officiële talen dan te groot zou worden. Af en toe wordt zo'n kleinere taal wel erkend, maar dan als 'semi-officiële' taal. Het Catalaans, het Baskisch, het Galicisch en het Welsh hebben die status gekregen. Dankzij die erkenning mogen sprekers van deze vier talen, net als sprekers van officiële talen, in hun eigen taal corresponderen met Europese instellingen. De vertalingen worden dan alleen niet bekostigd door de EU, maar door de overheid van het land waar de semi-officiële taal wordt gesproken. Tevens mogen de talen bij ontmoetingen van ministers worden gebruikt.
In reactie op de overvloed aan talen wordt zo nu en dan voorgesteld om slechts één werktaal te gebruiken zodat de communicatie sneller kan verlopen. Het Engels komt dan waarschijnlijk het meest in aanmerking. Er is ook geopperd om de kunsttaal Esperanto te gebruiken aangezien er dan geen land bevoordeeld wordt. Deze taal pretendeert internationaal en eenvoudig te zijn, maar heeft als belangrijk nadeel dat hij door vrijwel niemand wordt gesproken.
Voorlopig ziet het er niet naar uit dat het huidige systeem zal veranderen. Maar het is natuurlijk wel zo dat de situatie er alleen maar complexer op wordt als er met de toetreding van kandidaat-lidstaten nog meer officiële talen bij komen.
Zie ook:
- ‘Tolken in het talenwalhalla. Hoe worden Europarlementariërs vertaald?’ in: Onze Taal, november 2016
- Meertaligheid binnen het Europees Parlement