Leo Vroman en de taal
Eigenlijk dacht iedereen dat hij minstens honderd zou worden, maar afgelopen weekend is dichter-bioloog Leo Vroman (Gouda, 1915) dan toch nog onverwacht overleden. In Amerika, waar hij al tientallen jaren woonde.
In vrijwel alle necrologieën komt noodzakelijkerwijs zijn enorme oeuvre aan bod (hij schreef meer dan vijftig bundels gedichten), zijn vrouw Tineke en zijn 'day job' als wetenschapper. Dat hij wetenschapper was kon je volgens velen ook goed aan zijn gedichten zien, waarin hij zichzelf en het leven ontleedde. Het volkomen eigen karakter van zijn lichtvoetige, vaak speelse poëzie wordt ook wel verklaard door de afzondering van Nederland en het Nederlands waarin hij leefde, waardoor zijn werk niet beïnvloed werd door alle stromingen en bewegingen die ver bij hem vandaan plaatsvonden.
Dat hij afgescheiden leefde van het Nederlands was ook te merken aan zijn taalgebruik. Steeds vaker doken er Engelse woorden en zinnen op in zijn werk, en formuleringen waarvan je je afvroeg of er niet wat Engels in doorschemerde. Hij schreef ook gedichten in het Engels, maar het bleef toch wel duidelijk dat hier een Nederlander aan het woord was: “Zelfs in de Engelstalige gedichten is de binding met het Nederlands te proeven, terwijl het Engels in de Nederlandstalige gedichten slechts aanvult. Het Engels is vanuit het Nederlands gedacht en geschreven.” Toch was het Engels voor hem zo belangrijk dat hij zijn dagboeken voor de helft in het Engels schreef – gedeelten daarvan zijn voor de publicatie in 2006 (titel: Misschien tot morgen) terugvertaald naar het Nederlands.
Vroman was zich natuurlijk sterk bewust van zijn talige afzondering. In 1965 schreef hij: “Zaterdag zijn we teruggekomen in Brooklyn, van tien dagen in Holland. Dat is het land waar mijn Hollands vandaan komt. Het viel mij op dat het veel leek op de taal die Tineke en ik met elkaar spreken als we alleen zijn op straat of in bed, maar hij werd daarginds voor de gekste dingen gebruikt (...)” Tegelijkertijd zag hij die afzondering ook als een voordeel: “Ik gebruik (...) ouderwets Nederlands. Er zijn vrij veel woorden die ik niet ken, of niet begrijp in het Hollands. Weet je hoeveel woorden er elk jaar worden gemaakt in Holland? Duizend, en daar blijven er maar tien van in leven. Die gebruik ik niet, dan is het gedicht in een week dood.”
Over zijn taal dichtte hij:
ik praat zoals ik bijna hoop
engels met een groenig waas
van bejaarde goudse kaas
en met iets wrangs van appelstroop
Zijn allerlaatste woord is overigens misschien toch een Engels woord geweest. In een recent interview in Trouw zei hij: “Peggy, onze dochter, vertelde dat ‘wow!’ het laatste woord van Steve Jobs is geweest. Wist je dat? Fantastisch toch? Als ik het mij tegen die tijd nog herinner, zou ik het hem graag nazeggen.”
Raymond Noë