Een woord uit elk jaar
Cultuurstelsel (1830)
stelsel van koloniaal beheer, waarbij de bevolking verplicht werd bepaalde gewassen te verbouwen
In 1830 werd in Nederlands-Indië het zogenoemde ‘Cultuurstelsel’ ingevoerd, waarbij inheemse grondeigenaren verplicht werden om twintig procent van hun cultuurgrond te bebouwen met producten voor de Europese markt. Vanaf dat moment gaan de koloniën voor het eerst een ‘batig saldo’ opleveren. De verantwoordelijke ambtenaren krijgen een vorm van provisieloon, de zogenoemde cultuurprocenten, en hebben dus persoonlijk belang bij een zo hoog mogelijke opbrengst. Multatuli stelt dit in 1860 in zijn Max Havelaar aan de kaak. Terwijl de Nederlanders vóór circa 1830 telkens slechts betrekkelijk kort in Indië verbleven en er niet veel vermenging was met de inheemse bevolking, verandert dit in de loop van de negentiende eeuw: de Nederlanders – vooral mannen – blijven langer, gaan samenwonen of trouwen met Indonesische vrouwen en krijgen kinderen bij hen. Steeds meer Indonesiërs kennen Nederlands. In deze periode beginnen de Indonesische leenwoorden het Nederlands binnen te stromen, bijvoorbeeld baboe, beo, branie, desa, gamelan, gladakker, gonje, guttapercha, kali, kassian, klamboe, lombok, mandiën, nasi, negorij, rimboe, sambal, sarong, soesa en toko. In de negentiende eeuw ontstaat ook het Indisch-Nederlands, het Nederlands zoals gebruikt in Indië, met Indonesische leenwoorden en bijzonderheden in uitspraak en grammatica.