Nog even en het is weer zover: dan zullen er op één avond in miljoenen huiskamers in Nederland opnieuw miljoenen A4’tjes worden opengevouwen en de miljoenen teksten worden voorgelezen die daarop staan – in de trant van:
Beste Hugo,
Het moet nu eindelijk maar eens worden gezegd:
Wat kleed je je toch vaak slecht
Je schoenen zijn versleten, je hemd hangt uit je broek
En ook heb je vaak een vieze zakdoek
Je hebt best een leuke giechel
Maar waarom kijk je niet wat meer in de spiegel?
Daarom krijg je hierbij een paar nieuwe zakdoeken, frisse en schone
Zodat je wat vaker zonder vieze neus voor de dag kunt komen
Groeten,
Sint en Piet
Ziedaar de karakteristieke elementen van het sinterklaasgedicht. Een informeel verhaaltje waarin iemands gedrag op de hak wordt genomen, al dan niet gerelateerd aan het bijbehorende cadeau, geschreven in (soms wat onzuivere) rijmvorm en met niet altijd veel oog voor ritme en regellengte. Voor velen is dat prima; het is zelfs een deel van de charme. Maar er zijn ook mensen die zich afvragen: hoe kan het beter? Daarom deze maand: tips voor een geslaagd sinterklaasgedicht.
Rijmen
Iedereen die een sinterklaasgedicht schrijft, weet: het moet rijmen. Dat is de traditie. Maar het valt niet altijd mee om goede woorden te vinden en daarmee een verhaal te vertellen. Laat je inspiratie je in de steek? Kijk dan eens op www.rijmwoordenboek.nl of een vergelijkbare site. Of zoek op www.synoniemen.net naar een alternatief woord dat makkelijker berijmbaar is. De kans is groot dat zulke hulpmiddelen je gedicht beter maken; voel je er niet te goed voor.
Of probeer de zin waarop je wilt rijmen eens anders te formuleren. Stel dat je wilt beginnen met: ‘Sinterklaas heeft gehoord dat jij best wel vaak spijbelt’, dan loop je al snel vast, want op spijbelt rijmt vrijwel niets. Handiger is dan deze volgorde: ‘Jij spijbelt best wel vaak, heeft Sinterklaas gehoord’, met als alternatief bijvoorbeeld nog ‘heeft Sinterklaas vernomen’ of ‘zo kwam mij laatst ter ore’. Op gehoord, vernomen en ore(n) rijmt heel veel!
Verder kan het slim zijn om van tevoren in het kort te noteren welke elementen in je gedicht moeten voorkomen: eigenschappen van de ontvanger, nieuwe levensontwikkelingen, informatie of hints over het cadeau, situaties waarin het cadeau te gebruiken is, enz. Bijvoorbeeld: nieuwe baan, slordige kleding, rommel in huis, spiegel, zakdoeken, op kantoor. Je krijgt dan sneller een idee voor het verhaaltje dat je wilt vertellen.
Ritme
Het is prettig, ook voor de voorlezer én het publiek, als er een beetje goed ritme (metrum) in de tekst zit. De regel ‘Sinterklaas weet goed dat jij in dit jaar best veel hebt meegemaakt’ loopt minder mooi dan ‘Je hebt dit jaar veel meegemaakt, dat weet de Sint heel goed’. Probeer de zinnen voor jezelf voor te lezen en te luisteren of ze een mooie cadans hebben: ‘Je hébt dit jaar veel méégemaakt, dat wéét de Sint heel góéd’. Het kan helpen om een bepaald lied dat je goed kent (of een regel daaruit) in je hoofd te houden en dat ritme als houvast te gebruiken, zoals ‘We rijden met de trojka door het eindeloze woud’ of ‘Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan’.
Over ritme gesproken: hou rekening met de klemtoon. ‘Sinterklaas ging op zoek / Naar een mooi stripboek’ is niet zo fraai, omdat de klemtoon in stripboek op strip ligt en niet op het rijmende deel van het woord. Als er geen goed alternatief is – een woord als plaatjesboek is voor het ritme weliswaar al beter, maar klinkt ook geforceerd – probeer dan de formulering aan te passen, bijvoorbeeld: ‘Je wilde graag een stripboek, liet je weten / Die zoektocht heeft de Sint flink laten zweten’. Of: ‘De goede oude Sint ziet wel een beetje pips / Na dagenlang te zoeken naar een boek met strips’.
Let ook op de lengte: probeer te voorkomen dat de ene regel veel langer is dan de andere. Een regel van twintig lettergrepen rijmt nu eenmaal niet mooi op eentje van vijf, zoals: ‘De Sint heeft gehoord / Dat jij heel gelukkig zou zijn met als cadeau een seizoenkaart van Feyenoord’. Beter is dan bijvoorbeeld: ‘De Sint heeft van een van zijn Pieten gehoord / Dat jij een groot liefhebber bent van Feyenoord’.
Onthoud dat de degene die het gedicht schrijft, níét degene is die het voorleest.
Grote letters
Onthoud dat degene die het gedicht schrijft, níét degene is die het voorleest. Hou er rekening mee dat de ontvanger zich niet heeft kunnen voorbereiden en dat die de tekst in één keer goed moet kunnen lezen. Een grap gaat snel de mist in als de voorlezer hakkelt of niet doorziet wat er staat. Maak de zinnen niet langer of ingewikkelder dan nodig, en zet gerust af en toe een komma of een gedachtestreep om de structuur wat te verduidelijken. Hou ook rekening met iemands leesvaardigheid; misschien heeft de ontvanger wel dyslexie. Schrijf ook duidelijk of print de tekst in grote letters, want het moet goed te lezen zijn, ook in een kamer die niet zo goed verlicht is.
In het verlengde daarvan hier ook nog een tip voor degene die voorleest: ga er goed voor zitten – of staan! – en neem de tijd. Vraag eventueel ook of anderen stil willen zijn. Lees rustig en duidelijk. Jij kunt zien wat er op papier staat, de anderen moeten het hebben van jouw voordracht. Je zult voor hen eerder te snel lezen dan te langzaam.
Denken - schenken
Wil je het gedicht nog meer cachet geven? Probeer rijmwoorden er niet met de haren bij te slepen, maar maak de rijmzinnen ook niet té algemeen. Op een zin als ‘Jij speelt het liefst de hele dag gitaar’ kun je rijmen met ‘Dat vindt de Sint toch wel een beetje raar’ of ‘Dat is me toch wel wat, nietwaar?’, maar zo’n uitspraak kan op vrijwel élke mededeling volgen en is daarom niet zo speciaal. Het komt verrassender over als je de inhoudelijke zin ná die wat minder veelzeggende zin plaatst (met misschien enkele aanpassingen), bijvoorbeeld zo: ‘Wat Sint nú heeft gehoord, vindt hij best raar: / Jij speelt het liefst de hele dag gitaar!’ Of: ‘Jij hebt een vreemde eigenschap, nietwaar? / Je speelt het liefst de hele dag gitaar.’ Interessanter is het natuurlijk als je een origineler rijmwoord gebruikt, dat ook nog in het verhaal past – al dan niet met een knipoog: ‘Jij speelt het liefst de hele dag gitaar / Maar raak je daarbij wel de juiste snaar?’
Over originaliteit gesproken: dé clichézin in sinterklaasgedichten is ‘De Sint zat te denken / wat hij Hugo zou schenken.’ Die kun je beter vermijden, maar je kunt het ook als een uitdaging zien om juist daarop te variëren – bijvoorbeeld met wenken, tanken, krenken, doordrenken of zwenken. Of gebruik juist wel schenken, maar dan creatiever: ‘Wat rijmt er nou op denken?, zat Sint urenlang te denken / Hij vond dat hij zichzelf eerst maar een borrel in moest schenken’.
Nog origineler is om met een bekende dicht- of liedregel te beginnen, zoals ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’, ‘Ik zie twee mensen op het strand’ of ‘Denkend aan Holland zie ik brede rivieren’. Je kunt ze letterlijk citeren, maar er ook op variëren. Zo kun je in een gedicht voor een fietsfanaat schrijven: ‘Denkend aan Hendrik zie ik benen vol spieren / Gestaag over fietspad na fietspad gaan’.
Plagen
Het spreekt vanzelf dat een originele tekst, liefst met humor, meer aanspreekt dan een langdradig verhaal. Natuurlijk schudden niet alle dichters zoiets uit hun mouw, en het is vaak een kwestie van smaak of iets grappig is. Misschien vind je het zelf leuk om iemand belachelijk te maken, maar is de persoon in kwestie daar niet van gediend. Met een woordspeling kun je mensen ook al aan het lachen maken: ‘Je bent niet al te groot van stuk, oké, dat wist je al / Da’s lastig in het stadion: dan zie je vaak geen bal’. Een (toch al niet zo relevante) opmerking over iemands lengte wordt hier verdoezeld door het woordgrapje op het eind, zelfs al is dat grapje zelf niet zo origineel.
Kritisch zijn hoort voor velen bij een sinterklaasgedicht. Dat element blijkt zelfs in een bredere cultureel-historische traditie te passen – zie ook het kader. Maar hoe kritisch je bent, verschilt nogal per familie of vriendengroep. In het ene gezelschap blijft het bij milde toespelingen, in het andere wordt openlijk flinke kritiek gespuid. Er is eigenlijk maar één basistip voor de toon: hou – ook hier – rekening met de ontvanger.
Wat vindt de goedheiligman er eigenlijk zelf allemaal van? In 2019 zei hij in de Varagids tegen dichter Ingmar Heytze: “Een beetje plagen mag best, maar om iemand nou te dwingen om de een of ander zwabberende tekst van drie kantjes voor te lezen, vol met flauwe grappen ten koste van zichzelf – daar is mijn verjaardag niet voor bedoeld.” Doe vooral niet te moeilijk, was het advies van de Sint (“Je hoeft niet te mikken op de P.C. Hooftprijs”), maar probeer er wel iets van te maken: “Een gedicht waar je echt je best op hebt gedaan, (…) dat bovendien maar voor één ander mens op de wereld is geschreven – daar kan je eigen gewicht in borstplaat niet tegenop. Je gedicht, hoe goed, slecht, grappig of flauw ook, dát is het echte cadeau.”
Want dat is natuurlijk ook helemaal waar:
Uiteindelijk gaat het toch om het gebaar!
Mythisch en kritischDe sinterklaasgedichttraditie is typisch Nederlands; zelfs in België is ze onbekend. Er zijn wel parallellen met andere culturen, vertelt dr. Jet Bakels van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. “Er is in Europa een grote variëteit aan tradities in december die voortkomen uit de wens om ‘af te rekenen’ met het oude jaar en ‘gezuiverd’ het nieuwe jaar in te gaan.” Dat geldt in zekere zin ook voor de gedichten: “Het is fijn als je elkaar nu en dan spottend de waarheid kunt zeggen.” Bij zulke tradities is vaak een mythische figuur betrokken, iemand die niet tot de eigen gemeenschap behoort. Dat kan een eng en onvoorspelbaar wezen zijn, zoals de duivelachtige Krampus in het Alpengebied, maar ook een vriendelijke oude man, zoals Sinterklaas. “Van zo’n onpartijdige, onherkenbare buitenstaander accepteren we sneller kritiek dan rechtstreeks van verwanten.” Dat geldt natuurlijk zeker als die kritiek ‘verpakt’ is in een fraai gedicht, zelfs al is de feitelijke schrijver geen onbekende. Overigens lijkt er de laatste decennia weer een voorkeur te zijn voor gedichten met hooguit milde spot. Vermoedelijk willen de meeste mensen van 5 december toch vooral een gezellig avondje maken. |
Alsjeblieft!
Dit artikel uit ons novembernummer (2021) kreeg je cadeau.