“Ik snap het niet”, zei mijn zoon, 21. “Ik was bij de kapper. Ik werd geknipt door een vrouw van 50 of zo, en ik zei netjes ‘u’ tegen haar. Toen lachte ze me uit en zei: ‘U? Zeg je nou ‘u’ tegen me? Dan kan ik net zo goed gelijk in mijn graf gaan liggen!’”
Ik lachte op mijn beurt, want ik dacht aan wijlen mijn oom Gerard. Die werd kwaad als jonge mensen hem tutoyeerden. “Je doet net of ik nog met je heb geknikkerd!”, riep hij dan.
“Ik voel me ook oud als mensen ‘u’ tegen me zeggen”, zei ik tegen mijn zoon. “Maar ‘u’ zeggen is toch een teken van respect?”, wierp mijn zoon tegen. Ja, dat wás het wel, maar is het dat nog steeds? Het lijkt wel of u aan het verdwijnen is. Zelfs in mails van bedrijven word je steeds vaker getutoyeerd. Wat ooit als respectvol gold, wordt nu gezien als afstand scheppen, en afstand scheppen wordt tegenwoordig als ongewenst beschouwd.
Tegen wie zeg ík eigenlijk nog ‘u’? Zowat niemand. Niet tegen een dokter of tandarts, niet tegen obers of kappers. Althans, niet in Nederland. In Rusland zeg ik ‘u’ tegen iedereen die ik niet ken. In Duitsland en Frankrijk ook. Niemand kijkt ervan op. In Engelstalige landen is het makkelijk, met dat neutrale you. Ooit heeft Wim T. Schippers het hier geprobeerd met joe, maar dat is niet blijvend aangeslagen, helaas.
“Bewaar dat u nou maar voor héél oude mensen. Of de rechtbank”, zei ik tegen mijn zoon. En ik dacht aan die stokoude mop die mijn moeder vroeger vertelde, over die jongeman die het ijs probeert te breken bij een leuk, maar onnozel meisje. “Mag ik u tutoyeren?”, vraagt hij haar tijdens een wandeling. En zij antwoordt, een beetje verschrikt: “Tutoyeren?! Ja, graag, maar niet hier, in het natte gras.”
Alsjeblieft!
Deze column uit het november/decembernummer (2022) van Onze Taal krijg je cadeau.