Als er íémand de zee heeft opgejaagd maar ook de duistere diepte ervan toonde, is het Jacques Brel wel.
Frits Spits
Op de golven dansen wij
Mag ik u bij de hand nemen, u heel goed vasthouden, om samen met u een rondgang te maken door de geschiedenis van het Nederlandse lied? Die is rijk. Gevarieerd. Vol van kleur. Geschakeerd
Alles wat in hoop verankerd ligt
Is een speelbal van veranderend getij Op de golven dansen wij
Daarom wil ik u vasthouden, omdat ik met u op de golven wil dansen. Op de muziek van Nederlandstalige liedjes die niet alleen door de muziek maar zeker ook door de taal voor deining zorgen, voor woeste golven soms, voor opspattend schuim, maar die ook ineens kunnen stilvallen en dan weer met elkaar in een kolkend getij iets duidelijk maken van wat betekenisvol is. Die uitdrijven op een stil strand, waar een eenzame meeuw niet meer krijsen wil, maar door diepe betovering alleen nog maar luistert. Het is niet zo, zoals in dat oude boek, dat de zee zal wijken voor u en voor mij, neen juist niet ... hij zal ons dragen terwijl we luidkeels meezingen met deze magische woorden:
Op de golven dansen wij
Want golven zijn er meer dan voldoende als we de geschiedenis van het Nederlandstalige lied bestuderen. Maar ook momenten van verstilling. Diepe waters. Ik voer u langs liedjes die poëtisch zijn, of juist niet, eerder direct en hard, of geestig, of liedjes die een tijdsbeeld schetsen. Dat mag ook. Als er maar deining ontstaat. Een golfslag in uw gemoed. Want ik wil dat we dansen samen. Intens en genietend. Zodat u beleeft wat ik beleef en we kunnen zingen:
Op de golven dansen wij
Verwacht van mij geen chronologische rondgang. Ik werk volgens, zoals ik dat ben gaan noemen (zie ook mijn boek Mijn West Side Story), de ‘spotifymethode’. Het ene lied vraagt om het andere. Zo ontstaat een wonderlijke combinatie die nog niet eerder zo aan u is gepresenteerd. Want nadat Van Dik Hout ons naar de golvende zee heeft gelokt, moet ik denken aan dat onvergetelijke lied van Paul van Vliet. U weet wel, die cabaretier die inmiddels op jaren is maar die tot op de dag van vandaag jong en vitaal klinkt. Zijn ‘De zee’ had een voorspellende betekenis. Immers: hij zong toen al over het gevaar van de vervuiling, van de vuile rotzooi die aanspoelde. 1971 ... we zijn nu ruim vijftig jaar verder en het lied is actueler dan ooit.
De zee heeft me verteld dat-ie zo moe is
Hij zei dat-ie er zeer beroerd aan toe is
Hij zei wat is daar toch bij jullie allemaal aan de hand Wat doen jullie toch tegenwoordig allemaal op dat land.
Hij zei er komen tegenwoordig steeds meer van die dagen
Dan kan ik alle vuile rotzooi haast niet meer verdragen
Dat zei de zee die me vertelde dat hij moe is
Die zei dat hij er zeer beroerd aan toe is
Indringend. Maar nu pas beseffen we hoezeer hij toen al gelijk had. En dat terwijl de actualiteit bij Paul van Vliet juist niet zo’n prominente rol in zijn oeuvre heeft gespeeld. Zijn liedjes mag je tijdloos noemen; denkt u maar eens aan ‘Ik mis je kleine hoofd op mijn grote witte kussen’, waarin hij met het kleine hoofd dat op het grote witte kussen ligt een andere manier heeft gevonden om te zeggen: kom maar hier, ik bescherm jou de rest van mijn leven. De man in zijn eeuwige behoefte om de vrouw veiligheid te bieden.
Als een liedje tijdloos is, zegt dat ook veel over de kwaliteit van het lied. Ik moet daarbij meteen denken aan al die vertederende nummers die Toon Hermans heeft geschreven, maar dat niet alleen: hij voelde ook haarfijn aan waarom mensen konden lachen. Mag ik het weer even laten golven, laten deinen? Beeldt u zich een afgeladen carnavalskroeg in, en zing keihard “Mien waar is m’n feestneus, Mien waar is m’n neus” mee. De grappigste zin is deze, vind ik:
Een overspannen bakker
Een brave man uit Tiel
Ging naar de psychiater
Met een splinter in zijn ziel
Die splinter, die doet het hem. De liedjes die Toon maakte, hebben een echo tot in deze tijd; dat beseft ook Guus Meeuwis, de Brabantse bard, die een indrukwekkende versie maakte van hét Toon Hermans-lied ‘Als de liefde niet bestond’. Laat u zich nog even wiegen door deze tekst:
Als de liefde niet bestond
Zou de zon
Niet langer stralen
De wind zou niet
Meer ademhalen
Als de liefde niet bestond
Toon Hermans, hij overleed in 2000, was naast een goddelijke conferencier ook een begenadigd chansonnier. Zijn liedjes deden niet onder voor die andere held die ik tegenkom in deze rondgang. Als er íémand de zee heeft opgejaagd maar ook de duistere diepte ervan toonde, is het Jacques Brel wel; zijn eigen Vlaamse versie van ‘Ne me quitte pas’ is daar een huiveringwekkend voorbeeld van. Weet u dat onlangs de Nederlandse zangeres Beatrice van der Poel dit lied naar ander vaarwater heeft geleid? Slechts een lichte rimpeling is zichtbaar als zij ‘Laat me niet alleen’ zingt. En die tekst kruipt nog altijd onder mijn huid:
Laat me niet alleen
Ik bedenk voor jou
woorden rood en blauw
een taal voor jou alleen
en met warme mond
zeggen we elkaar
eens was er een paar
dat zichzelf weer vond
Over de liefde is zo veel en zo mooi gezongen. Over de pijn ervan; denk aan ‘Het is over’ van Conny Stuart, voel de golfslag van het huiveringwekkende einde waarin de bedrogen echtgenote de vrouw die haar man heeft afgepikt deze schrijnende zinnen toezingt:
Hier is het, je mag het hebben
Het is voor jou, pak aan dan, je mag het hebben
Want het is nou niet meer van mij
En veel geluk
Maar één ding vraag ik je
Maak het niet stuk
En ‘Vluchten kan niet meer’; deze kernzinnen zijn eeuwig als de zee zelf:
Vluchten kan niet meer, ’k zou niet weten waar
Schuilen kan nog wel, heel dicht bij elkaar
We kunnen geen kant meer op in een wereld die onveilig is, vertelt dit lied. Nog altijd waar. Het enige wat rest is schuilen bij elkaar. ‘Het is over’ en ‘Vluchten kan niet meer’ zijn beide liedjes van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink – namen die hier niet mogen ontbreken. Zij hebben de vaarroutes ontdekt die anderen later hebben kunnen volgen.
Dat leidt ons naar de dit jaar overleden Henny Vrienten, die de muziek voor het tv-programma Het klokhuis voortzette na de dood van Harry Bannink, en die zelf ook met de succesvolste Nederlandstalige band ooit, Doe Maar, maar ook op zijn soloalbums wonderlijk mooie liedjes heeft geschreven. Mag ik er één noemen? Ik leid u rond in zijn ‘Museum van weemoed en gemis’:
Je hoeft geen toegang te betalen
Omdat hier niks van waarde is
(...)
Links liggen vergeten dromen
Dan een grote zaal verloren tijd
Het verleden waait me tegemoet. Ik voel me weemoedig, ik kijk uit over die onmetelijke uitgestrektheid van al die liedkunst, in beweging gebracht door kunstenaars die hun gevoel voor en tekst en muziek met u willen delen.
We hebben, vooral ook dankzij Van Dik Hout, samen gedanst op de golven. Liedjes die wat betekenen, die gelukkig maken, een willekeurige tocht over een zee van muziek ... muziek houdt ons drijvende. Ook De Dijk weet dat:
Als het golft
Dan golft het goed
Niet te stuiten
Niet te sturen
Duurt het dagen
Duurt het uren
Als het golft
Dan golft het goed
Beluister hier alle liedjes die in het artikel zijn genoemd:
Op De Golven Dansen Wij - Van Dik Hout (2022)
De Zee - Paul van Vliet (1971)
Ik Mis Je Kleine Hoofd Op Mijn Grote Witte Kussen - Paul van Vliet (1988)
Mien Waar Is Mijn Neus - Toon Hermans (1967)
Als De Liefde Niet Bestond - Guus Meeuwis (2005)
Ne me quitte pas - Jacques Brel (1972)
Laat me Niet Alleen - Beatrice van der Poel (2022)
Het Is Over - Conny Stuart (1965)
Vluchten Kan Niet Meer - Jenny Arean en Frans Halsema (1972)
Museum Van Weemoed En Gemis - Henny Vrienten (2019)
Als Het Golft - De Dijk (2000)
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het november/decembernummer (2022) van Onze Taal kreeg je cadeau.