Washington D.C., 1993. Op straat lopen tienduizenden mensen mee in een mars voor gelijke rechten voor lhbt’ers. Onder die mensen bevindt zich William Leap, een openlijk homoseksuele taalwetenschapper aan een plaatselijke universiteit. Al jaren vraagt hij zich af of lhbt’ers andere taal gebruiken dan hetero’s. In aanloop naar de mars stuurt hij brieven naar collega’s uit het hele land – zullen ze eens bij elkaar komen om het over de taal van de regenbooggemeenschap te hebben? Zo gezegd, zo gedaan, en de eerste conferentie is een feit.
Leap noemde het nieuwe vakgebied ‘lavendeltaalkunde’: naar een kleur, omdat hij gedoe over de juiste term wilde vermijden. Net als nu was er namelijk voortdurend discussie over hoe je niet-hetero mensen eigenlijk noemt (zie ook het kader op blz. 23): homoseksueel, gay of queer? Lavendel was destijds hét symbool voor homoseksualiteit, dankzij de Griekse dichteres Sappho. In haar gedichten dragen haar geliefden lila viooltjes. Tegenwoordig associëren we lhbt-zaken eerder met de regenboogvlag, maar Leaps benaming bestaat nog steeds: nog ieder jaar is er een congres over lavendeltaalkunde.
Voorheen onzegbaar
Vraag Leap naar die eerste editie in 1993 en een grote glimlach breekt door. “Het was … Oh my God! Er kwamen bijna honderd mensen opdagen, stuk voor stuk geïnteresseerd in lavendeltaal. En na afloop kon ik opeens de telefoon oppakken, iemand bellen in Brussel, en dan konden we praten over iets wat voorheen onzegbaar was!” Nog altijd vormen de conferentiebezoekers een hechte gemeenschap, die meer deelt dan ‘slechts’ een academische interesse en (vaak) een lhbt-identiteit. Leap: “Een deel van onze filosofie is dat het laagdrempelig moet zijn. Je moet bij een lavendelcongres altijd op iedereen af kunnen stappen. Niemand is zó belangrijk dat je die persoon geen vraag kunt stellen!” En vragen stellen doen ze. Na bijna dertig jaar is een kernvraag van het vakgebied nog altijd: bestaat er zoiets als regenboogtaal? Anders gezegd: verschilt de taal van lhbt’ers van die van heteroseksuele of cisgender personen? Het antwoord van inmiddels generaties lavendeltaalkundigenis: ja.
Het Polari was een geheimtaal, die homo's onder elkaar gebruikten om vrijuit te praten zonder herkend te worden.
Homobars
Sommige taal is karakteristiek voor mensen met een bepaalde geaardheid of genderidentiteit. Een beroemd historisch voorbeeld is het Polari, een woeste mengeling van Italiaans, Romani, Jiddisch en het Londense Cockney dialect. Het werd al in de achttiende eeuw gesproken door een bonte mix van straat- en circusartiesten, zeelui en criminelen – je kunt het zien als de toenmalige straattaal. Later ontwikkelde het zich tot de taal van acteurs in goedkope theaters, en zo kwam het in de homobars terecht. In het Engeland van midden twintigste eeuw hingen de regenboogvlaggen niet aan de gevels; homoseksualiteit was strafbaar. Het Polari fungeerde dan ook als wachtwoord: je sprak een paar woordjes tegen de portier en je mocht naar binnen. Het was bovendien een geheimtaal, die homo’s onder elkaar gebruikten om vrijuit te kunnen praten zonder herkend te worden. De taal bevat veel eufemismen (zoals cottage voor ‘openbaar toilet’), theaterwoorden en taalspelletjes, zoals omkeringen van letters (riah betekent hair, ‘haar’). Het Polari raakte in onbruik toen het vanaf de jaren zestig in de reguliere media verscheen. Wel kun je met een woordje Polari nog altijd knipogen naar homoseksualiteit – David Bowie gebruikte het bijvoorbeeld in zijn nummer Girl Loves Me: “Cheena so sound, so titty up this Malchick, say” (wat betekent: ‘Meiden, ik vertrouw jullie, regel iets voor deze jongen, joh!’). Een paar woorden zijn bovendien in het Engels terechtgekomen, zoals camp (‘zo smakeloos dat het juist cool is’) en dish (letterlijk ‘gerecht’, maar overgenomen in de betekenis van ‘aantrekkelijk persoon’; een ‘lekker hapje’ dus eigenlijk).
Woordgrapjes
Over de hele wereld en in alle tijden bestaan zulke lhbtgeheimtalen. Een hedendaagse variant is bijvoorbeeld Swardspeak, dat op de Filipijnen door lhbt’ers wordt gesproken. Net als het Polari is het een mengtaal: de woorden komen uit het Filipijns, Engels, Spaans en allerlei andere lokale talen. Swardspeak fungeert vooral als een geheimtaal voor lhbt’ers onderling, maar in branches waar veel lhbt’ers werken, zoals de mode en de filmwereld, spreken ook hetero’s een regenboogwoordje mee.
Swardspeak barst van de woordgrapjes. Iemand die er ordinair uitziet, wordt een ‘Mariah Carey’ genoemd, naar de Amerikaanse zangeres – zij draagt weliswaar nogal dure kleding, maar ‘Mariah’ klinkt als mura, Filipijns voor ‘goedkoop’. Een ander klankspelletje in Swardspeak is het vervangen van de eerste letters van een woord door jo of ju: asawa ‘echtgenote’ wordt jowabelle ‘geliefde’, en het Engelse obese (‘obees’) is in Swardspeak jubis.
Talige regenboogvlaggetjes
Maar ook op lhbt-vriendelijkere plekken komt regenboogtaal voor. In het relatief veilige Nederland deed taalwetenschapper Hielke Vriesendorp een paar jaar geleden onderzoek naar de chatgesprekken van homoseksuele twintigers. Het viel hem op dat deze jongens verrassend vaak wisselden tussen Nederlands en Engels. Het ging dan niet om zomaar een leenwoordje hier of een uitdrukking daar, maar om complete Engelse zinnen. Nu is Engels natuurlijk sowieso hip onder jongeren, maar Vriesendorp ontdekte iets: hoe meer een jongere zich als ‘gay’ identificeert, hoe vaker die Engelse zinnen gebruikt. Kijk maar eens naar dit chatgesprekje, waarin A vertelt dat hij flink heeft gewinkeld.
A: De shopflikker is helemaal los haha
B: O gawd (‘O god’)
B: You fag (‘Jij flikker’)
A: That’s me haha (‘Zo ben ik haha’)
Beide jongeren benadrukken hier hóé homo A wel niet is, grotendeels in het Engels. Dat is niet toevallig, volgens Vriesendorp: “Je moet dat taal-wisselen zien als een sociale handeling. Net zoals een tiener opeens zwarte oogmake-up gaat dragen om bij een groepje op school te horen. Op dezelfde manier laten deze jongens met hun taalkeuze zien wie ze (willen) zijn: jong, fashionable, internationaal en gay. Als je het Engels van lhbt-rolmodellen zoals YouTube-ster Tyler Oakley gebruikt, in plaats van die ouderwetse Paul de Leeuw, dan toon je: hier hoor ik bij!” Deze vorm van regenboogtaal is dus allesbehalve een geheimtaal. Deze homojongens dragen hun identiteit vol trots uit, door als het ware een regenboogvlaggetje op hun taal te planten.
Lesbiaans
Het valt op dat verreweg het meeste onderzoek binnen de regenboogtaalkunde wordt gedaan naar homoseksuele mannen. Het onderzoek naar transseksuelen en de taal van lesbiennes staat nog in de kinderschoenen. Wel is er onderzoek naar ‘dragqueens’: mannen die zich als vrouw verkleden en zich overdreven vrouwelijk gedragen, in vaak hilarische theatershows. Zij noemen elkaar standaard ‘meid’ of ‘queen’ en ze hebben het over ‘reading’ (iemand op een grappige manier beledigen), ‘gagging’ (heel erg onder de indruk zijn van iets), en ‘hunty’ (een koosnaampje, een combinatie van honey en cunt, ‘vrouwelijk geslachtsdeel’).
En een lesbische taalvariant waarover wél iets meer bekend is, komt uit Nederland: het Lesbiaans, dat gebruikt werd in de jaren zeventig en tachtig. Het Lesbiaans Lexicon (1991) geeft bijvoorbeeld een prachtig tijdsbeeld met woorden als kraakpot (‘lesbo uit de kraakbeweging; links-politieke, punkachtige pot’) en burniertje (‘jongensachtige lesbienne’, naar de queer schrijver Andreas Burnier). Andere woorden uit die variant hebben te maken met de spanning tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid, zoals lipsticklesbienne (‘vrouwelijk opgedofte lesbienne’), of geven een knipoog naar lesbische stereotypen, zoals berggeiten (‘lesbisch stel dat een teruggetrokken leven leidt, bij voorkeur in de natuur’).
Expres slissen
Tot zover de wóórden. Maar ook in hun uitspraak zenden lhbt’ers regenboogsignalen uit. Er bestaat bijvoorbeeld decennia aan onderzoek naar de s-klank van Engelstalige homomannen: die blijkt sissender te zijn dan de gemiddelde heteromannen-s. Luister maar eens naar het personage Jack in de comedyserie Will & Grace. Vroeger heette het verschijnsel ‘homo-slissen’, alsof het om een spraakgebrek ging. Tegenwoordig zien taalkundigen het als een subtiele manier om te laten horen: ik val (ook) op mannen. Sociolinguïst Remco Knooihuizen legt uit dat het zelfs om een specifiekere groep gaat: homomannen die zich willen afzetten tegen de heteronorm. Behalve de scherpe s hoort daar ook een zangerige zinsmelodie bij – een compleet homo-accent dus. Ook in het Nederlands en in het Fries lijkt er sprake te zijn van de speciale s.
Knooihuizen: “Zulk klankonderzoek past perfect in de hedendaagse taalwetenschap. Vroeger keken taalkundigen naar grote groepen, met vragen als: praten vrouwen anders dan mannen? Tegenwoordig is de vraag eerder: wat voor taal kiest een individu om in een gesprek iets over zichzelf te vertellen?”
Glitterhakken
Door bepaalde woorden te kiezen, een accent aan te dikken of opeens van taal te wisselen, kun je immers op ieder moment benadrukken of juist wegmoffelen uit welke regio je komt, hoe hip je bent, of … op wie je valt. Helemaal expres zijn zulke keuzes natuurlijk niet, maar binnen je mogelijkheden kun je strategisch omgaan met je taal. Zo is van Hillary Clinton bekend dat ze haar stem hoger (en daarmee: vrouwelijker) liet klinken tijdens campagnetijd, en lager wanneer ze als minister een vergadering voorzat. Zoals je je glitterhakken aantrekt naar de gaybar maar niet op kantoor, zo stem je ook je taal af op de situatie, om jezelf op de gewenste manier te presenteren. Hetero, homo of bi; trans, cis of hokjesloos: we kleuren allemaal onze taal. Als dát geen regenbooggedachte is!
Hedendaags regenbooglexiconally letterlijk ‘bondgenoot’, een persoon die zelf niet queer is, maar actief opkomt voor lhbt-rechten. aseksueel iemand die geen seksuele verlangens ervaart. cisgender persoon bij wie het ervaren gender overeenkomt met het biologisch geslacht. genderfluide de genderidentiteit en -expressie is zowel mannelijk als vrouwelijk. intersekse iemand die met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken geboren wordt. lhbt-gemeenschap de gemeenschap van lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender mensen. Aan deze afkorting worden ook vaak de i van intersekse en de q van queer toegevoegd. Sommigen voegen nog meer letters toe, of zetten er een + bij om aan te geven dat de gemeenschap nog meer identiteiten omvat. non-binair iemand die zich niet als man óf vrouw, maar als (geen van) beide of iets ertussenin identificeert. panseksueel iemand die zich aangetrokken voelt tot mensen van alle genders. In tegenstelling tot biseksuelen, die zich tot mannen en vrouwen aangetrokken voelen, zeggen panseksuele mensen vaak dat gender überhaupt geen rol speelt in hun seksuele gevoelens. queer koepelwoord voor alle identiteiten die afwijken van de heteroseksuele en cisgender norm. transgender iemand bij wie het ervaren gender niet overeenkomt met het geboortegeslacht. |
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het juninummer (2022) van Onze Taal kreeg je cadeau.